Ieder mens, zelfs alle voelende wezens, willen geluk ervaren. De meesten zoeken hun geluk in de uiterlijke wereld, bijvoorbeeld in macht en erkenning, carrière, relatie en familie of ook wel in de esoterie. Natuurlijk is het wenselijk om een bevredigende baan, een gelukkig huwelijk en goede uiterlijke omstandigheden te hebben. Daar echter alles wat uit voorwaarden samengesteld is ook weer zal oplossen, is het niet verstandig daarin toevlucht te zoeken. Het volgende artikel is een bewerkte uitgave van een lezing van Karola Schneider, gegeven gedurende een cursus van lama Ole Nydahl in San Francisco.
Toevlucht is in ons taalgebruik een zelden gebruikt woord. We nemen echter de hele tijd toevlucht. In het boeddhisme zoeken we naar iets waar we werkelijk op kunnen vertrouwen. Op een formeel niveau is de toevlucht een ceremonie waarin de leraar een verbinding tussen onze eigen verlichtingsessentie en de verlichting van alle boeddha’s tot stand brengt. Daarmee is de toevlucht de ingang tot boeddhistische beoefening. Verder is het nemen van toevlucht een constante beoefening die als een rode draad door ons leven loopt en die we op een uiterlijk, innerlijk, geheim en absoluut niveau kunnen begrijpen.
De uiterlijke toevlucht
Het uiterlijke niveau van de toevlucht kennen alle boeddhisten in de wereld. Het is de toevlucht in de ‘Drie Juwelen’: in Sanskriet ‘Boeddha, Dharma en Sangha’. Ze worden met wens-vervullende juwelen vergeleken, omdat al onze verlangens naar geluk worden vervuld als we de toevlucht werkelijk begrijpen.
Toevlucht tot Boeddha nemen betekent dat ons doel verlichting is. Hier kan Boeddha’s levensverhaal ons enorm inspireren. Het woord voor biografie in het Tibetaans is ‘Nam thar’, wat letterlijk ‘volkomen bevrijding’ betekent. Door het lezen van de biografieën van grote meesters kunnen we de verlichtingsniveaus van de boeddhistische weg beter begrijpen. Wat heeft bijvoorbeeld de jonge prins Gautama doen besluiten dat hij zijn koninklijke levensstijl opgaf? Hij deed dat omdat hij in het diepst van zijn hart de vergankelijkheid had begrepen: dat alles wat samengesteld is eens weer uiteen zou vallen. Door die ervaring begon hij naar iets duurzaams te zoeken.
Het woord Boeddha (Tib.:Sang-gye) betekent bevrijding van alle misleidingen en volledige ontplooiing van de in ons liggende wijsheid. Vóór zijn verlichting was Boeddha een mens zoals wij. Net als hij zouden we ons in het leven moeten afvragen welk doel we hebben en waarop we kunnen steunen. Anders zijn onze activiteiten niet doelgericht. De beste instelling die we kunnen hebben is de wens om alle wezens van leed te willen bevrijden en voor hen het grootste geluk, het herkennen van de ware aard van de geest, mogelijk te maken.
Toevlucht tot de Dharma, de leer van Boeddha, houdt in dat we anderen niet schaden en de boeddhistische methoden gebruiken. Omdat mensen zeer verschillend zijn, gaf Boeddha vier verschillende cycli van onderricht. Men kan deze als een grote apotheek zien: voor ieder is daar een geneesmiddel, maar het is niet nodig alle medicijnen gelijktijdig in te nemen.
Het derde Juweel is de Sangha, de gemeenschap van de beoefenaars. Vaak wordt Sangha uitgelegd als die beoefenaars, die al bepaalde niveaus van bevrijding bereikt hebben. Maar onze vrienden, met wie we mediteren of centra opbouwen, zijn net zo belangrijk voor onze ontwikkeling. Het is voor de meeste mensen moeilijk om alleen te oefenen en het is iets heel kostbaars om vrienden te hebben met wie we van gedachten kunnen wisselen. Bij onze ontmoetingen en het samenwerken in de centra – met alle vreugde en ruzies van dien – leren we heel veel over ons en onze gedragspatronen. De Sangha is een spiegel voor onze vertekende waarneming en helpt ons deze makkelijker los te laten.
De innerlijke toevlucht
Het innerlijke niveau van de toevlucht staat met de Diamantweg in verbinding. Deze lessen gaf Boeddha in zijn derde leercyclus aan een aantal zeer begaafde leerlingen. Later zouden zij de Diamantwegmethoden doorgeven. De leer kwam in de 7e eeuw voor het eerst naar Tibet met Guru Rinpoche en later nog een keer dankzij de vertaler Marpa. Op de Diamantweg nemen we naast de drie Juwelen ook toevlucht tot de ‘Drie Wortels’: tot Lama, Yidam en Beschermer. Door ons te identificeren met hen willen we zo snel mogelijk resultaten boeken op onze weg naar verlichting. De lama is de wortel of bron van alle zegen, de yidams zijn de bron van de verlichte kwaliteiten en de beschermers zijn de bron van de boeddha- activiteiten.
Wat wordt er nu met zegen bedoeld? Het is de gave van de leraar om ons momenten van inzicht te geven. Niet in de zin dat de leraar ons dit inzicht schenkt. Door het samenkomen van onze openheid en zijn reeds stabiele inzicht in de ware essentie van de geest ervaren we zelf een deel van de vreugde van de verlichting. Deze aha- momenten zijn alleen mogelijk omdat we de boeddha-essentie al in ons hebben. Daarom laat de leraar eigenlijk niet iets nieuws zien of iets dat buiten of gescheiden van ons is. Veel meer opent de leraar door zijn wijsheid nieuwe ervaringsterreinen in ons en laat datgene zien ‘wat niet gezien kan worden’.
Traditioneel wordt de ervaring van zegen zo beschreven dat de tranen je in de ogen schieten of de haren op je lichaam rechtop gaan staan. Maar dat verschilt individueel nogal. Voor de meer kritisch ingestelde zijn de ‘groupies’, degenen met veel spontane openheid voor een leraar, een doorn in het oog. In de Diamantweg is openheid echter zeer belangrijk om zegen te verkrijgen. Dat betekent echter niet dat je dezelfde auto of dezelfde haardracht als de leraar moet hebben. Ongekunstelde openheid is de bekwaamheid van de leerling om de innerlijke kwaliteiten van de leraar te kunnen zien en deze vervolgens in zichzelf te herkennen.
Daarmee komen we bij de Yidams, de boeddha-aspecten. De capaciteiten van de leraren zijn in de yidams belichaamd. ‘Yi’ betekent geest en ‘dam’ betekent band. Door de meditatie op de boeddha-aspecten krijgen we snel toegang tot de ware aard van onze geest.
Vaak worden de yidams op een psychologisch niveau verklaard, alsof het alleen symbolen zijn voor in ons gelegen kwaliteiten als medegevoel, vreugde, wijsheid, enzovoorts. Dat is echter maar een klein deel van wat ze zijn. Boeddha- aspecten zijn een uitdrukking van onze geest. Ze laten de eenheid van de leegte en de helderheid van onze geest zien. Men kan ze ontmoeten en uitleg van ze krijgen, zoals in vele biografieën van de meesters te lezen is.
Ik heb me vaak afgevraagd waarom antwoorden op dezelfde vraag verschillend uitvallen. Door de jaren heen heb ik begrepen dat de antwoorden een spontane uitdrukking van de wijsheid van een leraar zijn. Overeenkomstig de eigenschappen en talenten van de leerling laat de leraar zich soms streng, soms wijs, soms vreugdevol en soms mededogend zien. Deze kwaliteiten drukken zich in de yidams uit; vandaar dat de Diamantweg-uitleg luidt dat de leraar niet verschillend is van de yidam.
Met de beschermers is het niet anders. Ze zijn een uitdrukking van verlichte daadkracht. Door hun zegen wordt iedere ervaring tot een stap in onze ontwikkeling. Ze zien er kwaadaardig uit maar zijn niet boosaardig. De verschillende woeste attributen, zoals bijvoorbeeld hakmessen of schalen met bloed, verwijzen naar het afsnijden van het negatieve en het overwinnen van het ego. Ik denk dat het zinvol zou zijn om op tentoonstellingen over boeddhistische kunst zulke uitleg te geven, anders denken de mensen dat het in het boeddhisme om demonenverering gaat.
Bij de toevlucht tot de Yidams en tot de Beschermers moeten we niet vergeten dat ze niets anders zijn dan de Lama en daarmee ook niet verschillend van onszelf zijn.
De geheime toevlucht
Daarmee komen we meteen al bij het geheime niveau van toevlucht. Dit is geen bijkomstige toevlucht, maar het inzicht dat de lama de essentie van de toevlucht is. Zijn geest is Boeddha, zijn spraak is Dharma, zijn lichaam is Sangha. Hij is de bron van zegen, vermogens en bescherming. Om die reden is de meditatie op de lama zo’n belangrijke beoefening om de essentie van de geest te herkennen. Vele meesters herinneren ons er in hun onderricht aan. Zo zei bijvoorbeeld de Negende Karmapa Wangchuk Dorje: ‘Om inzicht te laten ontstaan, worden vele methoden uitgelegd. In de traditie van onze kostbare Kagyu Linie wordt echter geleerd dat ze alle de diepgaande weg van toewijding tot de lama bevatten.’ In deze samenhang wordt ons altijd weer aangeraden de lama als een boeddha te zien.
Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. De mate waarin we de lama als boeddha kunnen zien is in feite evenredig aan de mate van onze eigen ontwikkeling.
Omdat we op de Diamantweg toevlucht tot de lama nemen, is het goed de kwaliteiten van de leraar te testen. Of de leraar verlicht is kunnen we niet beoordelen. Maar we kunnen precies zien of zijn onderricht en zijn handelingen overeenkomen, of hij mededogen heeft, of hij zijn leerlingen zelfstandig maakt en werkelijk veel voor anderen doet. Wanneer we vertrouwen in de lama hebben, is het toevlucht nemen de eerste stap op onze weg om zelf een boeddha te worden.
De toevlucht is een ceremonie waarin we de leraar iets hardop nazeggen wat zoveel betekent als: ‘Vanaf vandaag tot aan de verlichting neem ik toevlucht tot de Boeddha, de ware essentie van mijn geest. Ik neem toevlucht tot alle Lessen die me daarheen leiden en tot de Vrienden op de weg. Ik neem toevlucht tot de Lama, die de bron is voor Zegen, Middelen en Bescherming.’
In onze linie is de lama daarbij de Karmapa, het hoofd van de Karma Kagyu traditie. In de toevluchtsceremonie wordt hij door de verschillende leraren van onze traditie vertegenwoordigd.
Nadat men dit heeft herhaald, zegt de lama: ‘Ik beloof, dat de toevlucht correct gegeven werd.’ Hij knipt met zijn vingers en zegt: ‘Dit is het middel.’ Waarop wij antwoorden: ‘Ik begrijp het’.
De toevlucht is een reusachtig geschenk. Het bijzondere eraan is dat we met onze verlichtingsessentie in verbinding komen.
Aan het eind van de toevluchtsceremonie wordt een klein haarpuntje afgesneden. Dit is het symbool dat men vanaf deze dag in Boeddha’s voetsporen treedt. Men krijgt – als symbool voor een nieuw begin – een boeddhistische naam, die men echter in het dagelijkse leven niet gebruikt.
De absolute toevlucht
Het absolute niveau van de toevlucht is de geest. Uiteindelijk is de ervaring van de ware essentie van de geest het enige waarop we kunnen vertrouwen. Door logische analyse, zoals het in de boeddhistische filosofie geleerd wordt, kan men relatief makkelijk begrijpen dat geen enkel fenomeen, noch op innerlijk noch op uiterlijk niveau, werkelijk zouden kunnen bestaan, ook niet in onze geest. Maar door logica alleen kunnen we de essentie van de geest niet ervaren. Hoe belangrijk solide kennis over basis, weg en doel van het boeddhisme ook is als fundament voor de beoefening, de ervaring ontstaat alleen door het voortdurend beoefenen van de meditatie.
Hoewel de ware essentie van de geest niet met woorden kan worden beschreven, geven verwerkelijkte meesters toch vergelijkingen, zodat we toch een idee krijgen waar het om gaat. Shabkar, een groot meester uit de 19de eeuw, beschreef de geest op de volgende manier: ‘Zonder midden, zonder grens, stralend bewustzijn dat alles omvat; deze stralende dimensie van de open ruimte: natuurlijke, oorspronkelijke tegenwoordigheid’.
Men kan zich nu afvragen, waarom zo veel niveaus van toevlucht uitgelegd worden en niet gewoon alleen het absolute niveau. De reden daarvoor is dat we het niet zouden kunnen begrijpen. Zonder een vaste basis van kennis, reflectie, eigen ervaring en een hoeveelheid goede indrukken in de geest is het absolute niveau niet toegankelijk, doordat zo veel negatieve indrukken en vaste voorstellingen het bedekken. Daarom leren de lama’s een stapsgewijze weg. In de praktijk betekent dat eerst de zogenaamde toevluchtsmeditatie doen en daarbij 11.111 toevluchtsmantra’s herhalen. Daarna komen de vier Basisoefeningen, waarbij men telkens iets 111.111 keer herhaalt. Met deze dagelijkse beoefening met vele herhalingen van wensen, mantra’s of oefeningen, doorlopen we een stapsgewijze training waarbij de aangeleerde kennis langzaam tot eigen ervaring wordt.