Shamar Rinpoche – Dharmabeoefening in het dagelijks leven: het pad van meditatie

Künzig Shamar Rinpoche is een van de hoogste bewust gereïncarneerde meesters van de Karma Kagyu linie. Zijn incarnatielijn staat van oudsher in zeer nauw contact met die van de Gyalwa Karmapa’s, die steeds aan het hoofd van de Kagyu-school staan. De wedergeboorten van de Karmapa’s en de Shamarpa’s wisselden elkaar in Tibet af over zo’n langdurige periode als leraar en leerling, dat er in de volksmond sprake was van ‘de twee Karmapa’s’: een met de Zwarte Kroon en een met de Rode Kroon. De naam Shamar betekent ‘rode hoed’ en dit verwijst naar het feit dat de derde Karmapa een rode replica van zijn eigen Zwarte Kroon aan Shamarpa gaf.

Tijdens de Chinese invasie in 1959 verliet Shamar Rinpoche, toen nog een kind, samen met de 16e Karmapa Tibet. Tot 1979 ontving Künzig Shamar in het klooster Rumtek alle onderrichtingen en transmissies van de Kagyu linie van de 16e Karmapa. Sindsdien reist hij veel en onderricht hij de dharma over de hele wereld. Overeenkomstig de wens van de 16e Karmapa richtte hij een boeddhistische universiteit op voor westerlingen: het Karmapa International Buddhist Institute (KIBI) in New Delhi, India. Het is vooral aan zijn activiteit te danken dat in 1992 de 17e incarnatie van de Karmapa, Thaye Dorje, werd gevonden en naar India gebracht kon worden.

 

In Azië, in China, Tibet en in een aantal landen in Zuidoost-Azië, wordt boeddhisme vooral als een godsdienst beschouwd. Men ziet Boeddha daar als een godheid en boeddhistische leraren als hemelse wezens. Dat hangt samen met de culturele achtergronden in deze landen en sluit aan bij de behoeften van de mensen daar. Er wordt daar veel waarde aan uiterlijk vertoon gehecht.

Boeddha gaf toentertijd zijn leerlingen gewoon les over de weg naar verlichting, zonder wat voor uiterlijkheden dan ook. Toen de dharma later naar Tibet kwam, werd dit met alle aspecten van devotie, meditatie en onderricht overgedragen. Het Pad van de Devotie ontwikkelde zich voor het grote publiek, de leken, tot meest populaire benadering. Om iedereen vertrouwen te kunnen geven, was het voldoende voor een leraar om in het openbaar te verschijnen met de uiterlijke verschijningsvorm van een heilige. De hoge Rinpoche’s werden als godheden gezien. Het was voor hun niet nodig om iets uit te leggen, en er was niemand die ze checkte. De mensen hadden er genoeg aan om de Rinpoche’s te zien, hun respect te tonen en een zegen te krijgen. De meeste mensen verwachtten dat een hoge lama op een hoge troon zat en een bijzonder kostuum droeg in felle kleuren. Als het even kon, moesten de lama’s eigenlijk ook een hoed op hebben, het liefst met een ongewone vorm. Lachen of zich laag-bij-de-gronds gedragen werd niet van hen verwacht. Aanwezig zijn, zitten en zich als beelden gedragen was voldoende.

Aangezien de meeste mensen het zo goed vonden en op deze manier met boeddhisme in contact kwamen, werkte het toch. De mensen reciteerden op een heel natuurlijke manier mantra’s als Om mani peme hung , kregen door de Rinpoche’s het benodigde vertrouwen om te praktiseren en werden langzaamaan gestimuleerd om zelf te praktiseren.

Diegenen die de keuze maakten het pad van meditatie te volgen, brachten het grootste deel van hun tijd mediterend in de bergen door. Ze kwamen weinig onder de mensen. Ze kregen natuurlijk onderricht van meditatieleraren.

Sommigen kozen het pad van de filosofie. Voor hen waren er boeddhistische monniksuniversiteiten. Daar konden ze van fatsoenlijk geklede khenpo’s de boeddhistische teksten leren. Ze lazen en studeerden veel. Het waren echte boekenwurmen. De khenpo’s, evenals hun leerlingen, praatten ook heel veel.

Welk van deze wegen past nu het beste bij de westerse wereld? Naar mijn ervaring is dat die van meditatie. Voor succesvolle meditatie heb je evenwel ook wat filosofische achtergrondkennis nodig. Niet zoals het in Tibet in de praktijk gebracht werd, denk ik, want daar ging het alleen nog om het studeren. Maar je moet wel genoeg studeren om je de basis van de boeddhistische visie eigen te maken. Een beetje studeren dus en vooral veel mediteren.

In de Chinese gemeenschappen mediteren de mensen helemaal niet. Net zoals de gemiddelde Tibetaan denken ze dat ze meditatie en filosofie niet nodig hebben. Wat voor hen telt, is de uiterlijke presentatie. De monniken moeten er vooral majesteitelijk uitzien en zo vet zijn als de Chinese voorstelling van boeddha Maitreya. Zo is de cultuur nu eenmaal: de uiterlijke verschijningsvorm is het belangrijkste. Je moet bij voorkeur ook vegetariër zijn, vrijgevigheid speelt een belangrijke rol en de meditatie op de ‘Boeddha van het Grenzeloze Licht’ (Tib. Eupame) is heel populair als voorbereiding op de wedergeboorte in Dewachen, diens reine land. Dat is allemaal heel nuttig omdat het de mensen helpt en ze stimuleert het juiste te doen.

In het Westen, en bij de jongere generatie in het Oosten, willen de mensen echter goede uitleg en hebben ze resultaten nodig. Voor het vergaren van kennis is het goed om je te verdiepen in de filosofie. Voor de resultaten is het goed om te mediteren. In het Westen hoeven de lama’s geen speciale kleding te dragen, maar ze moeten in staat zijn de filosofie uit te leggen en aanwijzingen voor meditatie te geven. Het is mogelijk programma’s te organiseren waar je het leren van de theorie kunt verbinden met de meditatiepraktijk. Ik ben er zelf mee begonnen om cursussen voor Mahamudra-meditatie te geven.

Dat gebeurde voor het eerst in Hongkong, waar we vaak zijn geweest. Ik had een slecht geweten dat ik daar niet genoeg onderricht zou hebben gegeven en wilde de cursus daar afsluiten voordat de stad weer in de handen van communistisch China zou vallen. Om die reden hebben we Hongkong gekozen als eerste plek voor de volledige uiteenzetting van de weg tot Mahamudra.

De uitleg werd opgeschreven en laatst hoorde ik van een Amerikaanse leerling van Trungpa, die 15 jaar lang volgens hun systeem Shamathameditatie gedaan had, dat hij – nadat hij een enkel hoofdstuk van het script had gelezen – erg verrast was over hoeveel middelen Boeddha had onderwezen. Tot dat moment was hij altijd van mening geweest dat Shamathameditatie inhoudt dat je je alleen op je ademhaling concentreert. Hij had er geen idee van hoeveel verschillende soorten lessen Boeddha over dit thema gegeven heeft. Omdat het niet grondig onderwezen werd, had hij het niet eerder ontdekt.

Ook hier in Europa is tot op heden veel uitleg nog niet gegeven en is het de bedoeling dat die nog gegeven gaat worden. Dat betekent echter niet dat de praktijk die jullie tot nu toe hebben beoefend niet in orde zou zijn. Jullie moeten weten dat er op de boeddhistische weg veel te leren en te beoefenen valt. De meeste mensen hier doen de Basisoefeningen (Tib. Ngöndro) en dat is uitstekend, want die vormen het benodigde fundament. In de vorm zoals we ze nu kennen, bestonden de Basisoefeningen in Boeddha’s tijd weliswaar niet, maar ze spelen wel een belangrijke rol in de Kagyu- en de Nyingma-beoefening.

Alle boeddhistische meditaties maken gebruik van de ‘Meditatie van de Geestesrust’ (Tib. Shine, skr. Shamata) en de ‘Meditatie van het Inzicht’ (Tib. Lhagtong, skr. Vipasyana).

In de Theravada-traditie ligt de nadruk sterk op de Shiné-beoefening. Daar zeggen ze: ‘omdat alles te maken heeft met de geest is het mogelijk om door het tot rust brengen van de geest de storende gevoelens te verminderen’. Door verkeerde toestanden van de geest die de concentratie hinderen te onderzoeken, wordt het mogelijk storende toestanden te verminderen.

Boeddha Shakyamuni had een leerling: een koning genaamd Maketa. Deze was lange tijd wild en gewelddadig geweest en toen hij leerling van Boeddha werd, voelde hij voortdurend spijt over al zijn negatieve handelingen. Op een dag ging hij naar de Boeddha om hem om raad te vragen. ‘Ik heb zoveel negatieve dingen gedaan. Hoe kan ik dat reinigen?’ Boeddha antwoordde: ‘Betreur niets, probeer te begrijpen dat negatieve handelingen niet echt bestaan. Het zijn illusies’. Boeddha verklaarde hoe je de eigen geest door Shiné- en Lhagtong- meditaties van negatieve indrukken kunt reinigen. Omdat negatieve handelingen geen werkelijk bestaan hebben, vertelde hij de koning, heeft het geen zin om te zitten piekeren. Wel is het nuttig om je best te doen het illusoire karakter van de dingen te herkennen.

De reinigingspraktijk van de Diamantgeestmeditatie heeft een soortgelijk effect. Dat is weliswaar een meer dynamische methode, maar het principe is gelijk. Als het zo was dat negatieve handelingen echt waren, dan zou het onzinnig zijn om te proberen ze te willen reinigen door ze ‘weg te wassen’. Omdat ze evenwel geen enkele onafhankelijke, waarachtige existentie hebben, kun je de dynamische methode van de Diamantgeestmeditatie gebruiken en is het inderdaad mogelijk negatieve handelingen met water te reinigen.

Waar het om gaat is de illusoire natuur van de dingen te herkennen. Want als je die hebt herkend, ben je er niet meer aan gebonden. Als je bijvoorbeeld dronken bent, gedraag je je misschien vreemd en praat je onzin. Maar zodra je niet meer onder invloed bent, is alles weer anders. Waarom? Omdat de misleiding van de roes voorbij is. Die was niet echt.

Of een ander voorbeeld: het is als bij een nachtmerrie, waarin je door schurken of de politie wordt gevangengenomen en gefolterd. Tijdens de droom lijd je, maar zodra je uit de nare droom ontwaakt, is het lijden voorbij omdat het niet werkelijk plaatsvond. Op dezelfde manier bestaan onze problemen en ons lijden niet echt. Je moet dat erkennen om ze achter je te kunnen laten. Daarom moeten we Shiné en Lhagtong ontwikkelen. Alle methoden van Shiné en Lhagtong werden voor dat doel onderwezen.

De Basisoefeningen hebben hetzelfde effect. Voor beginners is het gemakkelijker zich verschillende dingen voor te stellen, omdat ze niet direct in een toestand van concentratie kunnen stappen. Daarom is het gebruik van deze handige en effectieve middelen die tot de Diamantweg behoren zo wijd verspreid en worden ze in het bijzonder aanbevolen in de Kagyu- en de Nyingma-tradities.

De Tantra-methoden vinden hun basis in de hindoeïstische methoden uit de tijd van de Boeddha. Ze werden aangepast en hebben een andere betekenis gekregen.

Hindoes houden erg van wonderen en mysteries en vinden het prettig om met mandala’s en goden te werken. Ze hebben een systeem waarin a) een god de nummer een is, bijvoorbeeld de god Brahma, b) de persoon die met deze god contact heeft is nummer twee, en dan zijn er nog c) alle andere mensen, de derde categorie. Brahma creëerde zowel de Brahmanen als de mensen van de onderklasse. Er bestaat een hele reeks aan goden en mandala’s. Vishnu bijvoorbeeld beschermt iedereen en Shiva vernietigt al het onreine.

Dit systeem heeft zich tot een machtsinstrument ontwikkeld dat de hele maatschappij op een ongunstige manier veranderd heeft, doordat het kastensysteem werd ingevoerd. Veel hindoeïstische (en ook boeddhistische) geleerden misbruiken het om controle over de mensen te krijgen. Er zijn hindoeïstische politici geweest die nieuwe tantra’s verzonnen om controle over de mensen te krijgen. Ze presenteerden de god in het kader van een tantratekst met vele samaya’s (tantrische geloften) en controleerden de mensen vervolgens met behulp van deze samaya’s.

Het is jammer dat zoiets gebeurde, maar zo zit de menselijke natuur in elkaar, niet waar? Ik geef jullie een voorbeeld, hoe dat in zijn werk ging: een lerares oefent bijvoorbeeld grote macht uit omdat ze gebruik maakt van een godheid die een tantra met veel samaya’s heeft. Haar aanhangers moeten de samaya’s opvolgen en zo kan ze haar leerlingen middels de samaya’s goed onder controle houden. Als ik nou een sluwe geleerde zou zijn die van plan was deze lerares ten val te brengen of haar op haar nummer te zetten, dan zou ik om mijn macht op te bouwen een nog krachtigere tantra moeten verzinnen. Als de godheid van de lerares roze zou zijn, dan zou ik een witte verschijning kiezen. Haar godheid heeft acht armen – dan krijgt die van mij 16 armen! Haar tantra heeft 100 bladzijden – die van mij dan 200! Zij heeft 14 samaya’s – ik heb 40 samaya’s! Op deze manier ontstond de devaluatie van de tantra’s. Tegenwoordig wordt op dit gebied veel onderzoek gedaan. De moderne hindoeïstische politici bemoeien zich ermee en oefenen kritiek uit, zodat het slechte verhaal zich niet herhaalt. Omdat er in India vrije meningsuiting is, kunnen ze er over alles praten.

Wat ik wil zeggen is dat een systeem ongezond is als daarboven een god zit en de mensen daaronder staan. Het kan worden misbruikt en ingezet als instrument voor manipulatie. Zowel hindoes als boeddhisten hebben tantra’s met diepzinnige betekenis en verfijnde methoden, maar een aantal werden vroeger door bepaalde politieke geleerden bedorven. Om die reden waarschuwden twee formidabele Indische boeddhistische meesters, Atisha en Dipankara, dat het voor geleerden moeilijk is om niet-authentieke van authentieke tantra’s te onderscheiden, want ze werden op een hele geraffineerde manier geschreven. Tantra was dus een heikel thema.

In Tibet waren de geleerden heel voorzichtig toen ze het boeddhisme presenteerden. Om misbruik te vermijden, onderwezen ze de praktijk in een combinatie van sutra en tantra. Het sutra-aspect (de visie van de leegheid) verhindert misbruik, zodat de grondige methoden van de tantra zuiver kunnen worden gehouden.

Wordt tantra op de juiste manier beoefend, dan reinigt het verkeerde denkbeelden over het geloof in de werkelijkheid; van het zelf als een echt bestaand persoon. Wanneer je jezelf in de ontstaansfase, de kyerim , voorstelt als een zuiver Boeddha-aspect, dan transformeer je de vijf onzuivere skandha’s. Dat gebeurt echter alleen als je het boeddha-aspect niet ziet als een solide lichaam van vlees en bloed, maar als je begrijpt dat het geen werkelijk substantieel bestaande vorm is. Anders gaan onze gewoontepatronen verder als voorheen. In de voltooiingsfase, de dsogrim , wordt de vorm van het voorgestelde boeddha-aspect in leegte opgelost. Dat is een andere handige manier om begrip te krijgen van de leegtenatuur van alle dingen.

 

Vraag: Heb je dagelijks contact met een leraar nodig als je shiné praktiseert?

Shamar Rinpoche: Als je eerst alle tegenmiddelen grondig in de theorie leert, heb je geen dagelijkse instructie nodig. Dan is het voldoende om de leraar alleen af en toe te ontmoeten. Daarom is het nuttig om eerst de theorie te leren.

Vraag: Wat is de samenhang tussen datgene dat u gezegd hebt over Brahma, brahmanen, samaya’s en controle, en inwijdingen en de samaya’s die daarmee verbonden zijn?

Shamar Rinpoche: Ik kan niet voor jou verlicht worden, dat moet je zelf doen. De leraar kan zijn leerling niet verlicht maken. Hij geeft de richting aan, maar verlichting bereiken moet je zelf doen. Om verlichting te bereiken moet je de tegenmiddelen gebruiken en de aangegeven richting volgen – zonder fouten te maken: je moet de methoden waarmee je werkt niet teniet doen. De eigenlijke betekenis van samaya is ‘niet de dingen doen, die jouw weg naar verlichting teniet doen’. Als ik bijvoorbeeld ziek zou zijn, dan zou ik moeten ophouden met dingen eten die het effect van de behandeling verstoren of me nog zieker zouden maken. Me houden aan een gezond dieet zou in dat geval de samaya zijn.

Van misbruik van samaya is sprake als het wordt gebruikt om mensen te controleren. Bijvoorbeeld wanneer mensen wordt verteld dat ze dit of dat moeten doen om een godheid gunstig te stemmen. Of dat ze iets bepaalds moeten doen, omdat de godheid anders boos zou zijn. Als jullie een inwijding krijgen, heeft dat te maken met meditatiepraktijk. De samaya is dan om al die fouten niet te maken, die jullie meditatiepraktijk ongunstig zouden kunnen beïnvloeden. In de Diamantweg worden bijvoorbeeld de vijf geestesvergiften niet als vergiften in de gebruikelijke zin beschouwd. Het is de bedoeling te begrijpen dat ze, zoals ik al eerder in verband met negatief karma opmerkte, niet werkelijk bestaan. Als je begrijpt dat negatief karma niet werkelijk bestaat, hoef je het ook niet kwijt te raken. Je hoeft niet meer te proberen tegen het karma te vechten. Als je probeert de essentie van de vijf geestesvergiften te begrijpen, dan zijn het helemaal geen werkelijke vergiften. Een bepaalde samaya in de Diamantweg is dat als je praktiseert en inwijdingen krijgt je de vijf geestesvergiften niet als gif behandelt, maar als wijsheden.

Dat wil niet zeggen dat je woede moet ontwikkelen, maar het inzicht om de wijsheidsnatuur van woede te herkennen. Je moet de woede niet als slechte geestestoestand behandelen, maar er gebruik van maken door er goede dingen uit te halen. Dat is een Diamantweg-samaya.

Misschien had de vraag ook daarmee te maken dat je bij een inwijding ook een gelofte kan afleggen om de oefening van het boeddha-aspect, waarvoor je de inwijding hebt gekregen, regelmatig te doen. De leraar zegt dan: “Nu heb ik jullie deze inwijding gegeven en jullie moeten de oefening doen, dus zeg mij nu na ‘Ik zal alles doen, wat de goeroe zegt’.” Dat is evenwel niet de hoofdsamaya, maar de manier waarop de samaya beknopt wordt weergegeven. Nauwkeurig omschreven bestaat samaya uit 14 hoofdsamaya’s, acht bijsamaya’s, 40 ondersamaya’s enzovoort.

Een inwijdingstekst was oorspronkelijk voor een of twee personen bedoeld en wordt tegenwoordig voor inwijdingen gebruikt waar honderden personen aan deelnemen. Zo heeft zich het systeem in Tibet ontwikkeld en dat is onpraktisch. De tekst werd geformuleerd voor een paar mensen en wordt tegenwoordig gebruikt voor veel mensen.


Vertaald uit het Duits.

Bron: Kagyü Life Nr 26, jaargang 10 (juli 1998)

About the author