Meditatie is iets heel interessants en goeds. Als men eenmaal een idee heeft gekregen van wat meditatie is, zal ook de eigenlijke interesse erin ontstaan en zal de ontwikkeling beginnen. Zolang men de eigenlijke kern van meditatie niet heeft begrepen, zolang men meditatie als zodanig niet werkelijk heeft ervaren, zal ook werkelijke interesse erin niet ontstaan. Tot een bepaald resultaat is bereikt, is meditatie niet zo interessant.
De reden daarvoor is dat de geest het normaal gesproken niet gewend is evenwichtig te zijn. Wij zijn allemaal veel meer vertrouwd met de toestand waarin voortdurend gedachten opkomen en onze geest constant bezig is deze spontane en ononderbroken opkomende gedachten te volgen. We worden afgeleid: gedachten, verwarring, rusteloosheid. Dat is onze vertrouwde, vanzelfsprekende geestestoestand. Omdat onze geest er aan gewend is altijd onrustig en in beweging te zijn, is mediteren in deze geestestoestand iets onnatuurlijks. We zijn het niet gewend en het komt niet overeen met wat we normaal gesproken ervaren. Daarom is meditatie voor ons iets waarvoor we ons intensief moeten inspannen; het ontbreekt aan spontane interesse. Het is net zoiets als leren zwemmen. Als je het eenmaal geleerd hebt, is het makkelijk. Maar tot die tijd…
Om te leren mediteren heb je geduld en toewijding nodig. Om in de meditatie resultaten te boeken, is allereerst toewijding nodig en je moet vooral ook weten hoe je moet mediteren. Het begrip ‘meditatie’ dat algemeen wordt gebruikt is zeer vaag en kan op vele manieren worden geïnterpreteerd. Dit geldt niet voor het Tibetaanse begrip ‘gom’. Dat verwijst naar de toestand waarin de geest eenpuntsgericht is – naar de ervaring dat de geest stabiel en helder is, in plaats van verward of afgeleid.
De geest in een bepaalde toestand brengen waarbij je bijzondere of fantastische dingen ervaart, visioenen hebt of lichten ziet, is niet waarom het bij meditatie gaat. Het is niet de bedoeling de geest tot zoiets te brengen. De voorstelling die veel mensen hebben is dat je bij meditatie bijzondere visioenen en fantastische ervaringen hebt. Ze proberen een visioen op te roepen, nemen er misschien LSD voor. Ze trachten een bepaald gevoel in het lichaam op te roepen, spelen er muziek bij en denken dan dat het meditatie is. Het zijn echter alleen gevoelens die men creëert en ervaart. Het heeft niets met meditatie te maken, omdat de geest nog altijd afgeleid is en zich met alle mogelijke dingen bezighoudt. Ook de Meditatie op de Achtste Karmapa wordt vaak op een manier gedaan waarbij men zich voorstelt dat er allerlei dakini’s door de lucht zweven. Ik had in het begin van de jaren zeventig een paar vrienden die zich door mij de Meditatie op de Achtste Karmapa lieten uitleggen. Ze gingen naar huis, namen LSD, zetten muziek op en deden dan de meditatie. Misschien dachten ze dat de dakini’s met muziek beter dansten. Dat is niet wat ik jullie wil leren.
Waar gaat het dan feitelijk om bij mediteren? Het gaat erom dat we het vermogen ontwikkelen de geest in zijn natuurlijke toestand te ervaren, in zijn werkelijke essentie. Tot nu toe hinderen ons onophoudelijk in de geest optredende denkprocessen. Men kan hier twee niveaus onderscheiden:
Enerzijds richt de geest zich voortdurend op uiterlijke ervaringen, op geuren, vormen, geluiden, etc. Deze ervaringen van onze zintuiglijke waarneming zijn de ene afleiding. Onze geest is constant bezig om uiterlijke objecten, de uiterlijke wereld te ervaren. We hebben niet de controle om de geest hierbij rustig te houden. Waarom? Omdat onze geest voortdurend geneigd is overal innerlijk op te reageren – het tweede niveau. Onze geest denkt voortdurend en is het gewend de opduikende gedachten te volgen. Daarom zijn we niet in staat de zintuiglijke indrukken, waarbij de geest zich naar buiten richt, in de greep te houden.
Als het ons lukt onze gedachten in de greep te krijgen, is het eerste niveau geen probleem meer omdat de afleiding er dan niet meer is. Het is dan niet storend om zintuiglijke indrukken te ervaren. Het gaat erom dat we onze constante gedachtestroom in de greep krijgen door te leren de geest geconcentreerd te houden. Hebben we dat onder de knie, dan zijn ook al die zintuiglijke indrukken geen afleiding meer.
Als je deze concentratie eenmaal bereikt hebt, kun je van daaruit doordringen tot steeds diepere, rustigere geestestoestanden. Jullie hebben deze toestand nog niet beleefd. Zodra jullie dit niveau hebben bereikt, wordt de geest zeer ruim en werkelijk rustig en diep. Het is alsof je een deur in de geest opent en vervolgens alle andere deuren na elkaar opengaan – je kunt steeds verder gaan. Je hebt dan een soort superzintuig voor de eigenlijke kwaliteit van de geest ontwikkeld.
Om die reden is in Theravada het mediteren zo opgebouwd dat de beoefenaars maar zes tot zeven uur slapen en de rest van de tijd mediteren. Door die opbouw kan men het effect van geestesrust in korte tijd bereiken. (Het gaat hier niet om een bepaalde richting als bijvoorbeeld in Thailand, maar om de algemene manier waarop men Theravada beoefent.) Na één uur ‘s middags eten de beoefenaars niets meer en mogen ze alleen lichte drankjes zonder grote voedingswaarde tot zich nemen. Water, thee, melk – dranken waarin het eigen gezicht weerspiegeld wordt – zijn toegestaan, maar geen dikke soepen of yoghurt. Wanneer men vanaf het middaguur niets meer tot zich neemt, is de geest helderder en minder slaperig – wat voor het mediteren zeer bevorderlijk is. Dit geeft de geest veel kracht en helderheid; daarom zouden alle mensen die meditatie beoefenen het eigenlijk ook zo moeten doen. Pas de volgende morgen kan men dan weer eten. Rond half elf ’s avonds kun je gaan slapen, om ’s ochtend vroeg tegen vijf uur weer op te staan. Vandaag de dag is dit misschien minder passend, maar vooral vroeger deden ze het zo omdat het meditatieprogramma erop was gericht om in zeer korte tijd iets te bereiken. Diegenen die deze vorm hadden gekozen, deden het omdat ze van de Boeddha hadden geleerd dat samsara verschrikkelijk is en vol leed, en dat men in samsara niets kan bereiken. Dit werd vervolgens benadrukt, omdat Boeddha’s volgelingen van nature geneigd waren om wat hij over samsara zei volledig te accepteren. Ze trokken zich volledig uit samsara terug en concentreerden zich op meditatie. Als ze iets bereikt hadden, waren ze tevreden en bekommerden zich niet zozeer om de voelende wezens. Niet dat men er in Theravada iets op tegen heeft dat iets voor de wezens wordt gedaan, maar het is hun houding is niet. Het enige dat ze willen is door meditatie zo snel mogelijk iets bereiken en ze denken niet: ‘Ik zal de problemen van de voelende wezens oplossen.’
Wij eten echter wel ’s middags en ’s avonds, want we zijn bodhisattva’s. (Shamarpa lacht) Omdat bodhisattva’s minder aan zichzelf denken, hebben ze niet zo’n haast om hun eigen doel snel te bereiken. (Hij lacht opnieuw)
De eigenschap van bodhisattva’s is immers dat ze niet bang zijn om steeds opnieuw geboren te worden. Ze komen steeds terug en zijn daar ook toe bereid: ze willen steeds weer opnieuw geboren worden. Daarom streven ze ook niet naar een vorm van meditatie die dat afsnijdt. Dat gebeurt namelijk in het Theravada-voertuig. Wie dat meditatieprogramma heel systematisch volgt, zal onvermijdelijk bewerkstelligen dat hij niet meer in samsara kan worden wedergeboren. Die mogelijkheid wordt afgesneden. Zelfs als je het zou willen, kan je niet opnieuw incarneren.
Door de opbouw van de beoefening in Theravada bereiken de beoefenaars zeer geconcentreerde toestanden; daardoor zijn ze in staat om het analytische niveau van mediteren in te zetten en daarmee hun geestestoestanden te analyseren. Hebben ze de kracht van analytische meditatie verkregen, dan zijn ze in staat om de essentie van de geestesgiften – of het nu boosheid, begeerte, jaloezie, afgunst of wat ook is – precies te herkennen. Men kan het vergelijken met wakker worden uit een droom en dan vaststellen dat het beleefde geen werkelijkheid was. Het beleefde verdwijnt, omdat het niet werkelijk bestond. Men moet het niet verdringen of verwijderen.
Zo ongeveer is het ook als ze de analytische methoden op de afzonderlijke geestesgiften toepassen en ze het vermogen ontwikkelen om de storende emoties te doorzien, en in te zien dat deze eigenlijk niet bestaan. De beoefenaars begrijpen de ware aard van de storende emoties en vanuit dit inzicht verwijderen ze de oorzaken die anders een wedergeboorte in samsara zouden hebben bewerkstelligd. Als ze sterven, begeeft hun geest zich in meditatie en kunnen ze niet meer incarneren. Die illusie is voorbij.
Wij gebruiken dus de uitdrukking ‘meditatie’ en de gebruikelijke Tibetaanse uitdrukking ervoor is ‘gom’ (gewoonte). Er is echter in het Tibetaans een nog preciezer woord, namelijk ‘tingedzin’ (Sanskriet: Samadhi). ‘Ting’ betekent diepte, ‘tinge’ is een verbastering daarvan en inmiddels een normaal woord. Het betekent dat men in staat is de diepte van de geest onbeweeglijk te ervaren. ‘dzin’ betekent ‘houden’. Het gaat er dus om in staat te zijn de ervaring van de onverstoorbare toestand van de diepte van de geest vast te houden.
Een andere Tibetaanse uitdrukking voor meditatie is ‘samten’. ‘Samten’ betekent een stabiele geestestoestand ervaren. Er zijn hier net als bij ‘tingedzin’ meerdere niveaus. Wanneer je een Tibetaanse leraar om meditatieonderricht vraagt en hem verzoekt iets over ‘gom’, algemene meditatie, te zeggen, dan zal hij jullie iets kunnen vertellen. Vraag je echter: ‘Vertel me iets over tingedzin’ of ‘samten’, dan zal hij wat paniekerig reageren, tenzij hij een goede mediteerder is of zeer geleerd. De reden daarvoor is dat hij denkt dat jullie het kennen. (Shamarpa lacht)
Op de Theravadaweg doorloopt men allereerst de niveaus van samten, geconcentreerde meditatie, en vervolgens de niveaus van tingedzin. Ze hebben een bepaalde opbouw, bepaalde stadia. Bodhisattva’s gaan in de meditatie ook ongeveer zo te werk. Ook hier doorloopt men de niveaus van concentratie (samten) en vervolgens de niveaus van diepe meditatie (tingedzin). Heeft men als bodhisattva dit niveau bereikt, dan heeft men daarmee ook het vermogen om de verkregen geestesrust in ruime mate te gebruiken om wezens te helpen. Bij de Theravada-weg is men er op dit niveau helemaal op gericht om zo snel mogelijk de eigen bevrijding te bereiken.
We hebben het hier nu over tingedzin en samten. Wanneer men echter de bijhorende ervaringen zelf nog niet heeft opgedaan, komt men met de communicatie niet ver, ook al is onze menselijke taal iets geavanceerder dan kattentaal. (Shamarpa lacht)
Het is daarom zinvoller de analytische meditatiesoort te bespreken, dus hoe men de meditatie op de normale gedachten en de geest toepast, maar ook de juiste zithouding en voeding. Vinden jullie ook niet dat dit beter is dan over tingedzin en samten te praten? Tegenwoordig praat ik hier vooral over als ik reis en onderricht geef.
Bij mediteren als analytisch proces – bij het toepassen van meditatie op gedachten en gevoelens – zijn er zeer veel mogelijkheden. Zoals vermeld kan men meditatie toepassen op negatieve emoties en ze daarmee ‘breken’. Bij begeerte en gehechtheid, moet men echter onderscheid maken. Een bepaald soort gehechtheid is bruikbaar, een andere soort echter niet. Afhankelijk van hoe ver men is, wordt hier in de meditatie onderscheid gemaakt. Je kan immers iedere individuele gedachte onderzoeken en zorgen dat je door het herkennen van individuele gedachten ook inzicht krijgt in de werkelijke natuur van deze gedachten. Onderzoek je een bepaalde gedachte, dan kan die niet langer bestaan. Wat blijft is de aan de geest inherente stabiliteit. Dit openbaart de natuur van de geest ons. Het wordt zichtbaar voor ons. Als er echter continu denkprocessen zouden ontstaan, zou men geen tijd hebben om hun natuur te herkennen. Hun aard is verborgen. Iedere gedachte analytisch onderzoeken, maakt de natuur herkenbaar en vervolgens sterker en echter.
Emoties als boosheid, jaloezie enzovoort worden vanuit boeddhistisch standpunt als negatief gezien. Voor wat betreft hun ontstaan in de geest verschillen ze niet van alle andere emoties, ze zijn gewoon gedachten zonder veel negativiteit. Ze planten echter een oorzaak in de geest die iets negatiefs zal voortbrengen. Je hebt immers normaliter allerlei reacties en gedachten: als je bijvoorbeeld een uiterlijk object ziet, denk je misschien: ‘Het is blauw en heeft die en die vorm’. Dit is een neutrale gedachte, zonder positieve of negatieve uitwerking. Boosheid en jaloezie kunnen echter iets negatiefs voortbrengen dat men niet zou moeten hebben en dat weer verwijderd moet worden. Tegelijkertijd wil je als beoefenaar niet zoveel gedachten in de geest hebben. Aan de ene kant probeer je de geest rustig te maken, en aan de andere kant wil je de negativiteit uit de geest verwijderen. Wat dat betreft gaat het erom dat we de analytische methoden op de gedachten toepassen en in het bijzonder dat we leren omgaan met gedachten die negatieve consequenties hebben.
Tegelijkertijd zal men daardoor ook minder gehechtheid aan zintuiglijke indrukken ervaren. Het is ook goed om daar wat afstand van te nemen wanneer men de meditatie in deze vorm opbouwt, wanneer men bezig is concentratie te ontwikkelen. Als iemand zich namelijk te veel op uiterlijke dingen oriënteert en zich veel voorstellingen maakt van hoe het moet zijn en wat er ervaren dient te worden, dan is het moeilijk om de geest te concentreren en tot rust te laten komen. Men neigt er automatisch toe sterk aan deze uiterlijke zintuiglijke indrukken vast te houden en daaruit komt steeds meer afleiding voort.
Als dit niveau van geestesrust is bereikt, ervaart men een zeer rustige, vreedzame geest. Op dit punt verliest ook de analytische meditatie zijn werkveld, omdat de bewegingen in de geest, die eerder het doel waren waarop men de analytische meditatie had afgestemd, niet meer in die mate bestaan. Tegelijkertijd is dit niveau van geestesrust een toestand waarin totale rust wordt ervaren, iets waaraan men beslist weer gehecht raakt.
Zodra dit niveau van geestesrust ontwikkeld en stabiel is, probeert men een diepgaander en hoger niveau te bereiken. Men gebruikt ook hier de analytische meditatie, waarbij ditmaal precies gericht wordt op die gehechtheid aan de toestand van de geestesrust. Hier wordt iets bereikt dat totaal verschilt van onze verwarde geest. Nu is de geest zeer vreedzaam en stabiel geworden, en het is bijzonder aangenaam. Je raakt eraan gehecht en deze gehechtheid sluit de deur naar verdere ontwikkeling. De analytische meditatie op het subtiele gevoel van gehechtheid is hier de sleutel die de deur opent. Als deze gehechtheid oplost, zal de meditatie vanzelf veel dieper worden. Deze ontwikkelingsfase doorloopt men bij geconcentreerde meditatie.
Als iemand hier naar het ‘wie’ en ‘waarom’ vraagt, is er niet echt een antwoord te geven, ondanks dat onze taal zoals gezegd iets beter is dan de kattenspraak. Degenen die dergelijke ervaringen hebben opgedaan, gebruiken daar bepaalde begrippen voor. Mensen die op hetzelfde niveau zitten, kunnen daarover onderling communiceren. Maar wanneer je de overeenkomstige ervaring van het begrip niet kent, gaat dat niet. Ik zou bijvoorbeeld kunnen zeggen: ‘Daarna zullen jullie het tweede niveau van samten bereiken.’ Begrijpen jullie dat? Men moet daar de ervaring voor hebben gehad, want dan is het te begrijpen.
Boeddha heeft een keer de Samadhiraja-soetra uitgelegd, waarin alle mogelijke soorten van tingedzin zijn beschreven. De vraag is: wie begrijpt het? Een gewoon mens kan het niet begrijpen.Waarom heeft de Boeddha het dan onderwezen? De reden is dat hij toentertijd een hooggekwalificeerde leerling moet hebben gehad die het begreep. We hebben dus deze van Boeddha verkregen soetra, ook al begrijpen we die niet. Maar we hebben de mogelijkheid om tot het punt te komen waar we wel zullen begrijpen wat Boeddha heeft onderricht. We gaan ermee aan de slag, door ons ermee bezig te houden; dan zullen we met onze manier van communiceren de diepe betekenis steeds beter begrijpen.
Bodhisattva’s gaan zo te werk dat ze meditaties gebruiken, terwijl ze tegelijkertijd ook een bepaalde gehechtheid houden aan de fysieke vorm, die de oorzaak voor wedergeboorte is. Ze gebruiken graag bijzondere vermogens (samadhi’s). Enerzijds gebruiken ze meitaties als die op de Theravadaweg, maar ze gebruiken vooral de kracht van de samadhi om ook nog mogelijkheden te creëren om opnieuw in samsara geboren te worden, zodat ze de wezens kunnen helpen.
Alle voelende wezens hebben de oorzaak tot wedergeboorte in samsara. Hoe ze geboren worden is afhankelijk van hun karma. Om een goede bodhisattva te zijn moet men onderricht van een boeddha of een bodhisattva hebben gekregen. Zij weten zeer veel over welke oorzaak tot welk gevolg leidt: hoe samsara ontstaat, welke oorzaken schuilgaan achter al het positieve of negatieve in samsara. Een bodhisattva kent deze details uit al het onderricht dat hij van een boeddha of hooggekwalificeerde bodhisattva heeft gekregen.
Een bodhisattva heeft zeer veel moed om de wezens te helpen en daarvoor moet hij controle over de illusies hebben. Heeft hij die controle, dan kan hij de illusies laten ontstaan. Om deze controle te krijgen, doorloopt hij de Theravadabeoefening tot een bepaald punt en schakelt dan om. Bodhisattva’s weten dat alles – het gehele universum en al de wezens – een illusie is. Als men vraagt in hoeverre, dan geeft het onderricht van de Madhyamaka een heel logisch antwoord. Daar wordt namelijk gezegd dat alles wederzijds afhankelijk is. Alle dingen die in wederzijdse afhankelijkheid zijn ontstaan, zijn illusoir, zonder werkelijkheid.
Als er oorzaken zijn, is er illusie. Een bodhisattva weet dat dit universum voortkomt uit karma dat in het verleden werd samengebracht en nu rijp is geworden. Omdat hij de oorzaken kent, probeert de bodhisattva een positieve illusie te creëren om de voelende wezens te helpen. Daarom is er de bodhisattva-oefening die de Paramita van het wensen doen heet. Hierbij doen de bodhisattva’s zeer veel wensen voor de voelende wezens. De Boeddha van het Grenzeloze Licht (Amithaba) deed bijvoorbeeld wensen dat hij een ‘zuiver land’ voor de wezens kon laten manifesteren, waarin ze makkelijk geboren konden worden, afstand konden doen van samsara en verlichte methoden konden beoefenen. Hij deed deze wens en wist wat voor de vervulling ervan nodig was, namelijk: positiviteit, gebaseerd op de beoefening van vrijgevigheid, ethiek, geduld enzovoort. Om iets goeds voor de wezens te kunnen doen, doen de bodhisattva’s wensen voor de wezens. Om ze te laten uitkomen, brengen ze de oorzaken daarvoor bijeen. De Boeddha van het Grenzeloze Licht bracht door beoefening veel positieve factoren bijeen, waardoor zijn wensen voor de wezens in vervulling gingen.
Hoewel alles illusie is, zijn niet alle illusies negatief. Er zijn veel dingen die de wezens nodig hebben. Zo is een bodhisattva op de hoogte van de wet van oorzaak en gevolg en maakt hij er gebruik van. Dit is het enige verschil tussen Theravada en Mahayana. In Theravada wordt bijzonder sterk de nadruk op meditatie gelegd, op het verwijderen van al het negatieve uit de geest, om daardoor heel snel de eigen bevrijding te bereiken. De bodhisattva blijft deelnemen aan samsara en bereikt verlichting door het werken voor het welzijn van de wezens en door zijn beoefening. Op basis van deze instelling is de verlichting die op de bodhisattva-weg wordt bereikt veel omvattender en groter. Theravada en Mahayana beginnen ten aanzien van de verdieping op hetzelfde punt. Vajrayana is eigenlijk precies zo, maar er komen nog zeer doelgerichte methoden bij, zoals het visualiseren van boeddha-aspecten. Alles houdt verband met elkaar. De voorbijgaande geest die steeds weer een geboorte aanneemt, verandert bijvoorbeeld in een bepaalde afbeelding, een lettergreep. Een voorbeeld daarvan is de meditatie op Liefdevolle Ogen (Chenrezig, Avalokitshvara) die velen van jullie vertrouwd is. Ten eerste stelt men zich voor dat zijn eigen geest ontstaat uit de vorm van Liefdevolle Ogen’s kiemlettergreep HRI. Dit verschijnen als lettergreep HRI is het eerste geestesmoment. Het heeft een bepaalde kracht die de gewoonte van de geest om steeds weer vorm en geboorte aan te nemen, op te lossen.
Later verandert de lettergreep in Liefdevolle Ogen. Het visualiseren van die vorm neemt de gewoonte van de geest weg om een vorm te hebben. Het maakt niet uit wat voor vorm, een menselijke of welke dan ook. Terwijl men zich nu met de vorm van Liefdevolle Ogen identificeert, worden alledaagse activiteiten zoals praten, eten, aankleden, enzovoort omgevormd in de activiteit van Liefdevolle Ogen. Later lost de vorm van Liefdevolle Ogen in zichzelf op. Dit reinigt de gewoontes van ouderdom en dood. Na het sterven wordt de geest eerst bewusteloos. Om dit te reinigen oefent men de versmeltingsfase. Zo functioneert de Diamantweg (Vajrayana). Men gebruikt zeer dynamische methoden om alle mogelijke soorten samsarische gewoontes te reinigen. De versmeltingsfase is dan het punt van de meditatie waar men in beoefening van het Grote Zegel (Mahamudra) overgaat.
Dit was een globaal overzicht van meditatie zoals het in Theravada, Mahayana en Vajrayana wordt beoefend. Het was een kort overzicht, zonder in details te gaan.
Vajrayana-meditatie maakt het in principe mogelijk om snelle resultaten te verkrijgen, doordat ze veel energie heeft. Hier is het gevaar om fouten te maken en de beoefening te verprutsen dan ook groot. Natuurlijk heeft men voor iedere soort meditatie een leraar nodig en in het bijzonder bij Vajrayana heeft men zeer frequente begeleiding nodig. Ik heb geprobeerd om een indruk te geven van wat in het boeddhisme met meditatie wordt bedoeld volgens de drie boeddhistische voertuigen. Voor de eigenlijke meditatie moeten jullie je aan de stapsgewijze weg houden, die ik hier nu niet uit kan leggen.
Een belangrijk advies voor meditatie is: hou er rekening mee dat je je in het begin een bepaalde tijd bijzonder moet inspannen en dat je geduldig moet zijn. Wanneer je dan een bepaald resultaat hebt bereikt, zul je tevreden zijn. Is deze tevredenheid ontstaan, dan krijg je nooit genoeg van mediteren. Er zal grote vreugde ontstaan. En dan zal je leraar je beslist zeggen dat je daar niet aan aan moet hechten.