Gendun Rinpoche – Beoefening zonder egocentrische motivatie

Een van de belangrijkste onvolkomenheden van een beoefenaar komt voort uit de gedachte: ‘Ik ben degene die mediteert, dus ik ben degene die ‘dit’ en ‘dat’ zal realiseren door mijn meditatie’. Zolang we denken dat wij degenen zijn die mediteren en dat het een bepaald resultaat zal hebben omdat wij de nodige inspanning geleverd hebben, hebben we het helemaal mis. Niets zal daaruit voortkomen, behalve meer verwaandheid en gehechtheid aan het ego.

We zouden juist het tegenovergestelde moeten denken: dat alles wat in onze beoefening naar boven komt, dat doet dankzij de dharma. Alle kwaliteiten die verschijnen, verschijnen alleen vanwege de dharma. Alleen door de kwaliteit, de kracht en de zuiverheid van de dharma kan er iets in ons veranderen. Dit is de manier waarop alle grote bodhisattva’s hebben gewerkt. Er is niets dat van het individu afkomstig is: dingen komen naar boven door de kwaliteit van de leer. Door zijn relatie met de dharma kan een gewoon beoefenaar zichzelf veranderen in een groot bodhisattva. Alle kwaliteiten die in een groot bodhisattva naar boven komen, hebben niets met de individuele persoon te maken. Het zijn de kwaliteiten die in alle bodhisattva’s gevonden worden omdat ze uit dezelfde leer voortkomen, de dharma. Ze geven uitdrukking aan de kwaliteit van de leer zelf.

We zouden gelukkig moeten zijn en denken: ‘Nu ik vastbesloten ben de dharma te beoefenen, is er niets anders in dit leven dat mij interesseert, ik wil mijn leven hieraan wijden. Wat er ook uit mijn beoefening voortkomt, het heeft niets met mij te maken. Ik zal niet trots zijn op de resultaten alsof het de mijne zijn’. Als we onszelf op deze manier overgeven en de dharma zonder bespiegelingen over de uitkomst beoefenen, wijden we ons helemaal aan de beoefening. We verwachten er niets van. We laten alle gehechtheid aan ervaringen en resultaten van de beoefening los en houden ons bezig met dharma-activiteit. Zo kunnen ware ervaringen en realisaties zich ontwikkelen. Maar eerst moeten we het gevoel helemaal opgeven van: ‘Ik doe iets, ik behaal resultaten’. En ook het altijd alles terugvoeren naar het ‘ik’, moeten we helemaal opgeven. Als we dit niet doen, voeden we alleen maar het ego-gevoel en dit wijst op een gebrek aan vertrouwen in de leer. Als we een volledig vertrouwen in de dharma hebben, hebben we geen beleving van een ‘ik’ meer. We doen eenvoudigweg onze oefening, de dharma begint te werken en werkelijke transformatie vindt plaats. Dit is de enige manier waarop ervaringen en realisatie zich kunnen ontwikkelen.

We kunnen de vooruitgang van ons praktiseren als volgt toetsen: Als we denken “Ik heb geoefend en ik heb ‘dit’ of ‘dat’ gerealiseerd”, is het enige resultaat een steeds taaier wordend ‘ik-gevoel’. We zijn dan helemaal verkeerd bezig geweest, omdat het verminderen van de invloed van het ego een hoofddoel van de dharma is. Maar als we denken: ‘Ik ben geen bijzonder beoefenaar, ik heb zelf geen wezenlijke kwaliteiten’, geeft dit aan dat onze beleving van een ‘ik’ steeds kleiner en subtieler wordt en dat we een ware beoefenaar aan het worden zijn. Een ware dharmabeoefenaar is iemand die voortdurend zijn of haar eigen voordeel en eigenbelang opzij zet.

About the author