Kopenhagen, je geboortestad, was de plaats waar de beroemde Kopenhagen-interpretatie van de kwantumfysica geformuleerd werd en ook de plaats van waaruit het Tibetaans boeddhisme in het Westen werd verspreid. Dat is een aardig toeval, toch?
Lama Ole Nydahl: Dat klopt… Wij startten onze eerste meditatiegroep in de stad waar Niels Bohr met Werner Heisenberg, Erwin Schrödinger en andere wetenschappers hun verbazingwekkende werk verrichtten. We hebben nu meer dan 450 groepen en centra over de hele wereld onder spirituele begeleiding van de 17e Karmapa Thaye Dorje. In iedere grote stad in Europa kun je dus op de lokale universiteit naar lezingen over kwantumfysica luisteren en ook leren mediteren in onze centra. Iedereen heeft nu de mogelijkheid om kennis te nemen van interessante vergelijkingen tussen de ontdekkingen van de wetenschap die gaan over de uiterlijke wereld, en de resultaten van meditatie die naar de innerlijke wereld wijzen.
Je hebt wel eens gezegd dat dezelfde scherpe en exacte manier van naar dingen kijken, die in de wetenschap wordt toegepast om de uiterlijke wereld te bestuderen, in het boeddhisme wordt gebruikt om de innerlijke wereld te onderzoeken. Kun je stellen dat boeddhistische meditatie een wetenschappelijke methode is?
Je kunt boeddhistische meditatie vergelijken met een laboratorium dat het beste gereedschap biedt om de geest te onderzoeken.
In alle redelijkheid kan er niet aan getwijfeld worden dat alle gebeurtenissen onderling aan elkaar gerelateerd zijn, en het is niet mogelijk om dingen in de uiterlijke wereld te observeren zonder ze te veranderen. Het naar binnen kijken, naar de mentale processen waar dezelfde wetten gelden, is even wetenschappelijk. In beide gevallen beïnvloeden massa’s verschillende factoren elkaar, maar boeddhisme voegt de verlichtende dimensie toe.
Het is zeer waardevol om te herkennen dat er een onveranderlijk centrum bestaat, een observerende ruimte. Het is bewust en geeft een absolute invalshoek ten aanzien van alles wat er gebeurt. Dit is nergens anders te vinden en brengt enorme transformaties teweeg die uniek zijn voor het boeddhisme. Naarmate men langer mediteert, begint men te zien wat er tussen de gedachten is, erachter en de gedachten kent. Dit proces is iets dat volkomen bevredigend, rijk en wonderbaarlijk is in zichzelf. De groeiende ervaring dat de geest in zichzelf volkomen is en niet afhankelijk van gedachten, gevoelens of wat dan ook, brengt een blijvend gevoel van onbreekbaarheid. Er is geen ander doel dan dat.
Wat echt interessant is, is het potentieel dat gedachten mogelijk maakt, de helderheid die de onbegrensde essentie waarin gedachten verschijnen en ook weer verdwijnen, kent en begrijpt. Geleidelijk wordt het feit dat men gedachten, gevoelens en talloze andere kwaliteiten heeft, die de kracht en rijkdom en het potentieel van de geest uitdrukken, belangrijker dan dat ze aangenaam of moeilijk en emotioneel van aard zijn.
Het experiment speelt een cruciale rol in de Europese wetenschap. Hoe zit dat met het boeddhisme?
De methode om met de geest te werken en de wereld te zien zoals die is, en niet zoals men hoopt of vreest dat die is, is experimenteel. Ze is gebaseerd op het jarenlang krijgen van de juiste instructies en bouwt op het constant checken of de dingen werkelijk zo zijn – in onze geest en in de wereld die we waarnemen – en is bewezen door jarenlang steeds dieper de stralende ruimte van de geest in te gaan om er uiteindelijk te blijven. Een dergelijk proces is hoogst wetenschappelijk zou ik zeggen. De wens om dingen te zien zoals ze zijn is wat de wetenschap en het boeddhisme samenbrengt.
We noemen boeddhisme een ervaringsreligie, dit in contrast met de religies afkomstig uit het Midden-Oosten die op geloof zijn gebaseerd, omdat de methoden de realisatie van het doel voortbrengen. De waarheid wordt gezien als alles doordringend en inherent aan alle levende wezens. Om dit te realiseren moet iemands beoefening een voortdurend experiment met de geest zijn, en een bewustzijn van haar rijkdom en capaciteiten teweegbrengen. Deze consequente methode werkt met lichaam, spraak en geest, en leidt tot de ervaring van de totaliteit van de geest – de verlichting, zoals het met Boeddha zelf gebeurde. Om een citaat van het huidige hoofd van onze linie, de 17e Karmapa Thaye Dorje, te gebruiken: “Boeddhisme is geen religie, het is een methode die ons met onze essentie in contact brengt.”
Is het zinvol om het boeddhistisch onderricht in een waterdicht, wetenschappelijk frame van logica te plaatsen? Is dat een toegang tot het boeddhisme die mogelijk is?
De meeste mensen geloven tegenwoordig in wit geklede guru’s die door ingewikkelde machines de wereld bekijken. Waar intelligente mensen echt willen leren moet het boeddhisme toegankelijk zijn. Zolang mensen vertrouwen hebben moet er een frame zijn waarbinnen ze kunnen groeien, en als ze echt open zijn zou het boeddhisme als relevante keuze aanwezig moeten zijn. Ook in dit geval betekent ‘boeddhist zijn’ evengoed kritisch blijven. Alle fenomenen moeten onderzocht worden en het boeddhisme gaat hierin erg ver. Mocht er een punt zijn waar Boeddha en de wetenschap het oneens zijn en de wetenschap het bij het rechte eind lijkt te hebben, moet men vertrouwen in de wetenschap. Zelfs de Boeddha zou dit willen. Er kan geen hoger onderricht zijn dan de waarheid.
Is dat niet een erg intellectuele toegang en niet bepaald de Diamantwegstijl?
Het spreken vanuit ervaring sluit een intellectuele substructuur niet uit. Het is belangrijk om tenminste enige boeddhistische ervaring te hebben. Als men de geest zonder een bepaalde mate van rijpheid probeert te begrijpen – dus alleen op intellectuele basis – verliest men focus. In het Westen bijvoorbeeld heeft de totale logica van het boeddhisme veel mensen het idee gegeven dat het onderricht droog is of zelfs dood en vreugdeloos. Dat is dus zeker niet hoe het wordt gezien in de Diamantwegcentra. Het is ook niet de ervaring van toeristen die boeddhisten in hun eigen land ontmoeten. Zij ontmoeten hen ontspannen en met een glimlach. Het idee van een vreugdeloos boeddhisme komt voort uit een intellectuele benadering van de term ‘leegte’. Toen westerse vertalers naar boeddhistische culturen kwamen en de teksten lazen, was hun visie beperkt tot een dualistische denkwijze. Dit is de ‘of-of’-visie die we in het Westen gebruiken. Voor degenen die niet in staat waren om de tijdloze natuur van de observator te herkennen, kon leegheid alleen ‘het grote niets’ betekenen. Door diezelfde beperkte denkwijze wordt in vele vroege vertalingen van boeddhistische teksten het Nirvana, het hoogste doel, uitgelegd als ‘oplossen’ of ‘verdwijnen’. Natuurlijk is dit niet het geval. Bevrijding is heel bijzonder en verlichting is de explosie van vreugde, wijsheid en medegevoel. Niets is daarmee vergelijkbaar.
Hoe moeten we dan in de moderne, wetenschappelijke taal van het Westen deze boeddhistische visie van ‘ruimte’ uitleggen die tegelijkertijd ‘iets’ en ‘niets’ is? Hoe vermijden we de extreme nihilistische visie van de ruimte als ‘het grote niets’?
Waarschijnlijk is de beste manier om daar uitdrukking aan te geven: ‘ruimte is informatie’, of ‘ruimte is latente energie’ of ‘ruimte is potentieel’. Deze drie formuleringen voldoen goed. Als men deze onderzoekt, ontmoet met het naakte bewustzijn. Er verschijnt een gedachte, gevoel of herinnering die vervolgens weer in de ruimte verdwijnt. De uiterlijke wereld functioneert op dezelfde wijze: sterrenstelsels komen samen, veranderen en verdwijnen in zwarte gaten en geven daarbij waarschijnlijk waterstof af voor het volgende universum.
Hoe is het voor kritische westerlingen die in een wetenschapscultuur opgroeiden mogelijk om het boeddhisme te omarmen met alle vreemde meditatievormen en mantra’s, enzovoort?
Het enige dat mensen nodig hebben om van het boeddhisme te profiteren, zijn: het vertrouwen dat er een doel is dat ze kunnen bereiken, namelijk de volledige ontwikkeling van de geest ofwel boeddhaschap; de methoden om dit te bereiken en het bijbehorende onderricht; en vertrouwen in de vrienden op de weg. Deze drie dingen zijn alles wat we hoeven te weten. Verder is er niets nodig, zij vormen de basistoevlucht. Om bepaalde staten van bewustzijn te bereiken, kunnen echter ook speciale methoden ingezet worden. De meest effectieve ervan is werken met identificatie en feedback van mannelijke, vrouwelijke, enkele of verenigde, vredige of beschermende boeddha-aspecten met bepaalde kleuren die verschillende attributen in hun handen houden. Ze beïnvloeden het voorstellingsvermogen en de energiekanalen in het lichaam en daarmee ook onze geest. Dergelijke meditatievormen geven uiting aan onze verlichte natuur en hebben absoluut geen ego. Hun functie is om wezens te helpen communiceren met hun essentie. Deze vorm van meditatie helpt ons dus contact te maken met de aan ons inherente verlichting en dus ons volledige potentieel te verwerkelijken. De lettergrepen of mantra’s die daarbij worden gebruikt, brengen energie naar verschillende centra in het lichaam: ‘OM’ laat het hoofd vibreren, ‘AH’ leidt de energie naar de keel en ‘HOENG’ activeert de borstregio. Omdat dergelijke middelen te meten zijn, zoeken zowel wetenschappers als meditatiebeoefenaars juist hier naar resultaten, in plaats van in de uiterlijke wereld die geen geluk of pijn ervaart. Wat ervaart is alleen de geest. Daarom is het zinvol om daar naar geluk te zoeken.
Hoe gaan we om met zaken als ‘materialisme’, met deze visie als uitgangspunt?
Als we de mens in het centrum van alles stellen, worden onze waarden erg simpel. Je kan dan eenvoudig beoordelen of een bepaalde activiteit wezens van nut is of niet. Tot op zekere hoogte is materialisme zinvol. Als je bijvoorbeeld een snelle auto hebt, kun je meer mensen ontmoeten, hopelijk niet vooral politieagenten, maar mensen die je graag spreekt. Als iemand een warm huis heeft, is het niet nodig om zo’n zware jas te dragen dat het onmogelijk is om te werken. Vanaf een bepaalde mate van bezit moet je ook mensen inhuren om de zaken in de gaten te houden die je wel bezit, maar niet nodig hebt. Stapsgewijs absorberen bezittingen iemands energie en tijd, en dat is dus niet zinvol. Kalu Rinpoche, een van onze goede lama’s, gaf het advies om te leven als in een hotel: je kunt alles gebruiken, maar wees je er tegelijkertijd ervan bewust dat je niets kunt meenemen.
Hoe zie je de relatie tussen de hersenen en de geest?
Een visie die mij erg aanspreekt is dat de hersenen indrukken uitfilteren die niet gerelateerd zijn aan overleven en dat ze het belangrijke materiaal doorgeven aan de geest. Hoe dit valt bij mijn collega’s weet ik niet. Hoe dan ook, de meeste boeddhisten zijn het erover eens dat de hersenen de geest niet produceren, maar transformeren. Ze zijn de radio, niet het radiostation. Net als wetenschappers, denken wij ook dat indrukken in de hersenen worden opgeslagen. Hier bevinden zich de mentale indrukken die ervoor zorgen dat we weten wie we zijn en wat we hebben gedaan. De stroom aan indrukken wordt echter niet door de hersenen gecreëerd maar wordt er door getransformeerd, en dit werkt door in ons zenuwstelsel. Omdat de geest in essentie ruimte is, heeft hij talloze eerdere levens doorgemaakt en zal hij continueren totdat het ervaren van de kracht van het bewustzijn prominenter is dan wat er ook maar in kan verschijnen. Vanaf dat niveau heeft men de keuze om in een tijdloze toestand, vrij van ego, de grenzeloze kwaliteiten en inzichten van de geest te ontwikkelen, of een nieuw lichaam te vinden om de wezens in de geconditioneerde wereld van nut te zijn.
Dit is ook het antwoord op de vraag waarom Tibetanen als ze het woord ‘geest’ noemen gewoonlijk naar hun hart wijzen. De hersenen worden aan de andere kant gezien als de plaats waar verschillende lichamelijke functies worden gecoördineerd. Bij harttransplantaties ziet men dat de opgeslagen informatie van de nieuwe drager blijft bestaan, terwijl emoties en tendensen vaak in de richting van de donor omslaan. Veel van zulke gevallen worden beschreven in het boek ‘The Heart’s Code’ van J.C. Pierce.
Er waren verschillende gelegenheden waarbij je toestond dat je hersenactiviteit wetenschappelijk werd gemeten terwijl je mediteerde. Denk je dat, afgezien van een aantal interessante bevindingen, de resultaten van dergelijke studies van direct belang of nut zijn?
Ten eerste is het een opluchting dat ze ontdekt hebben dat ik hersens heb. Er waren wat slepende twijfels opgekomen sinds mijn kindertijd… De tientallen elektroden op mijn hoofd tijdens de experimenten in Zürich en Chicago lieten zien dat 35 jaar Diamantweg boeddhisme daadwerkelijk sporen nalaat. Natuurlijk zijn er factoren die de bevindingen gecompliceerd maken. Vier jaar boxen en negen jaar vol met chemische experimenten – waarvan mijn generatie dacht dat ze de wereld zouden verbeteren – en daarbovenop nog een aantal motorongevallen, moeten ook hun sporen hebben nagelaten. Toch is een aantal zaken daarmee niet verklaard. Het bereiken van een hoogst rustgevende slaaptoestand in 4 tot 6 seconden is buitengewoon. Gewoonlijk duurt dit rond de negentig minuten. Een hoofd vol met theta-golven, die normaal gesproken in de centrale hersenen verdwijnen voor het tweede levensjaar, en het genereren van curves die normaal bij een epileptische aanval horen terwijl ik in iedere cel van mijn lichaam opperst geluk ervoer, was eigenlijk hartstikke grappig. Ik zag de wetenschappers vanuit mijn ooghoeken opgewonden om hun computers rennen, en hield deze toestand drieënhalve minuut vol door diep te ademen en te focussen op het magnetische veld in mijn lichaam.
Dergelijke demonstraties zouden voornamelijk voor wetenschappelijke doeleinden gehouden moeten worden, want het effect van het omver kegelen van vooringenomen meningen en ideeën is van korte duur. Als in dit geval een aantal van de vele mensen die lijden aan epilepsie hiermee geholpen zouden zijn, is dat een grote vreugde!
Vanuit boeddhistisch oogpunt is de kwantum fysica bijzonder interessant, is het niet? Sommige natuurkundigen stellen dat de wereld een fluctuatie is van vacuüm of een diner dat gratis wordt geserveerd…
Het is interessant dat dezelfde inzichten naar boven komen als we de uiterlijke wereld met telescopen, microscopen en atoombotsingen observeren, en de innerlijke wereld door meditatie. De boeddhisten gaan hier de complete uitdaging aan: Boeddha zei 2500 jaar geleden: ‘Vorm is leegte, leegte is vorm. Vorm en leegte zijn onscheidbaar’. De beoefenaars van het Diamantweg boeddhisme zouden het nu misschien zo zeggen: als er niets is, dan is dat de ‘ruimte-essentie’ van de geest. Als er iets in verschijnt, zij het innerlijk of uiterlijk, dan is dat het vrije spel van de ruimte. Het feit dat beide ervaringen aanwezig kunnen zijn, is de onbegrensde uitdrukking van de geest.
Alain Aspect bewees de onscheidbaarheid in de kwantumfysica. Deeltjes kunnen onmiddellijk communiceren zonder tijd nodig te hebben om informatie uit te wisselen.
Jij gebruikt zijn beroemde experiment ook als bewijs voor boeddhistische waarheden. Het verwijdert begrenzende dualistische gewoonten en voegt de bevrijdende ‘zowel-als’-dimensie van het bewustzijn zelf toe aan de ‘of-of’ zienswijze die nodig is om te overleven.
Er is ook nog een andere fundamentele wetenschappelijke conclusie die boeddhisten bekend in de oren klinkt; Schrödingers kat is levend, noch dood, of mogelijk zelfs zowel levend als dood. Als we er echter naar kijken kan de natuur van een object niet door zichzelf en onafhankelijk van de waarnemer worden bepaald. De waarnemer en de methoden van waarneming beïnvloeden het resultaat van de waarneming zelf.
Ja, doordat iets geobserveerd wordt, verandert het al. Men beïnvloedt en kleurt iedere ervaring. Boeddha geeft zeer nauwkeurige en gedetailleerde verklaringen over de wetenschap van perceptie waarbij hij de ‘normale’ inferentiële perceptie beschrijft in contrast met ‘directe’ perceptie als de geest in een non-conceptuele staat verkeert. Het boeddhisme ziet deze wereld – onze levens, en alles om ons heen – als een droom. Dit komt doordat situaties constant veranderen en niets blijvend kan zijn. Niets rust in zichzelf, en kan bepaald worden door zichzelf. Aangezien alles verschijnt, verandert en weer verdwijnt, wordt deze wereld gezien als voortkomend uit de veranderende gedachtepatronen (karma’s), als een collectieve droom van wezens. In diepe meditatie zou je kunnen ervaren hoe gezamenlijke trots alles wat solide is laat ontstaan. Je kan dan ook zien dat de woede van wezens al het vloeibare voortbrengt en dat gezamenlijke jaloezie de bron is voor beweging, zoals de wind. Met deze realisatie verdwijnen onwetendheid en verwarring en verandert de ruimte van iets dat ons scheidt, in een container die alles verbindt. Er is dan geen verschil meer tussen de wezens die het dromen, het vormen en het ervaren. De waarnemer verandert dat wat wordt waargenomen, omdat alles deel is van dezelfde totaliteit. Daarom is het maken van elk onderscheid tussen waarnemer en object, net als hen classificeren als onafhankelijke entiteiten, kunstmatig. Omdat ze de geest niet kennen, verstrekken de zintuigen van wezens juist de tegengestelde informatie op ieder moment. Het maken van dit onderscheid is een zeer hardnekkig en aanhoudend denkpatroon. Het duurt jaren van meditatie om dit te breken of om er zelfs maar een serieuze deuk in te krijgen.
We hebben veel over de overeenkomsten tussen boeddhisme en de wetenschap gesproken. Natuurlijk zijn er ook verschillen. Zal het ooit mogelijk zijn om het hoogste boeddhistische onderricht dat leert dat ruimte en vreugde onscheidbaar zijn, wetenschappelijk te bewijzen?
Tenzij de dans van wat er gebeurt objectief gemeten kan worden als vreugdevol, kan een dergelijk inzicht alleen worden geverifieerd door levende wezens die mediteren en middenin het leven staan. De reden waarom te verwachten is dat ruimte en vreugde onscheidbaar zijn – en je moet iedere verwachting laten varen om daarvan te kunnen genieten – is dat yogi’s spontane vreugde als zeer betekenisvol definiëren: liefde, geluk en een grenzeloze rijkdom die niet met woorden kan worden beschreven, en die mogelijk nooit wetenschappelijk te bewijzen zal zijn.
Je hebt wel eens gezegd dat boeddhisme geen psychologie is, maar dat de moderne psychologie door het boeddhisme is geïnspireerd, klopt dat?
Boeddhisme is simpelweg zoals de dingen zijn, dus als psychologie goed genoeg wordt, wordt het boeddhisme. We hebben feitelijk een prima samenwerking. Psychologie brengt mensen van hun verkeerde projecties naar een leefbare omgeving. Vandaaruit brengt het boeddhisme ze voorbij het ego naar een herkenning van wat ze werkelijk zijn.
De moderne psychologie werkt met de gewone gemoedstoestanden waarin de geest verkeert. Dualiteit wordt daarbij ervaren als waar en men gelooft dat de veranderende emotionele toestanden echt zijn. Zolang dit het geval is, kan de bewuste helderheid tussen en achter de gedachten zich niet manifesteren. Op een gegeven moment wordt kwantiteit echter kwaliteit. Het is alleen mogelijk om in bevrijding en verlichting te ontwaken door middel van positieve ervaringen, omdat slechte ervaringen blokkades opwerpen en leed veroorzaken. Met andere woorden: de geest herkent zichzelf vanuit een toestand met veel surplus en goede gevoelens, maar nooit vanuit neuroses en angst. Dus zolang men gelooft dat de veranderende ervaringen echt zijn, zijn goede gedachten en gevoelens de weg om te gaan. Als eenmaal het bewustzijn ontstaat vanuit datgene wat de gedachten produceert en kent, verdwijnen hoop en angst. Alle ervaringen zijn dan fantastisch, omdat ze de onbegrensde mogelijkheden van de geest tot uitdrukking brengen.
Je zegt ook dat boeddhisme geen filosofie is, maar dat er parallellen bestaan tussen de boeddhistische denkwijze en bijvoorbeeld de filosofie van Heracles die zelfs dezelfde voorbeelden gebruikte.
Ja, Heracles leefde iets na Boeddha en hij was zowel dapper als groots. Hij probeerde niet om onverklaarbare zaken weg te redeneren door ze ‘god’ te noemen, maar stelde dat de ruimte in essentie zwanger was: innerlijk met gedachten en gevoelens en uiterlijk met universa en gebeurtenissen. Omdat er wordt gewerkt met de totaliteit van de geest en het geen systeem of geloof betreft, is alles in het boeddhisme logisch en verklaarbaar.
Als de geest volledig werkt, bevat iedere vraag haar eigen antwoord en zijn alle mentale processen vanzelf bevredigend. Het verschil tussen boeddhisme en filosofie in de westerse opvatting is dat het boeddhisme niet formeel is en geen ruimte biedt aan lege categorieën die niet ingevuld kunnen worden door ervaring. De boeddhistische filosofie werkt met het leven. Zelfs de meest gecompliceerde boeddhistische argumenten voegen geen extra intellectuele bagage toe, maar proberen in plaats daarvan de patronen te doorbreken die de wezens van het ervaren van het volledige potentieel van de geest afhouden. Al vanaf het begin zijn boeddhistische filosofen zich ervan bewust dat concepten zijn als een vinger die naar de maan wijst, maar niet de maan zelf. Als je te veel op de vinger focust, zul je de maan nooit zien.
Hoe zit het met Tibetaanse geneeskunde en de westerse geneeskunde? Zijn die tegenstrijdig of vullen ze elkaar aan?
Ze gaan heel goed samen. De westerse geneeskunde is uitstekend voor alles wat snel beslist moet worden, acute ziekten en operaties. De oosterse benadering is heel goed voor chronische ziekten en het hervinden van de balans. Eigenlijk horen ze bij elkaar. Als iemand bijvoorbeeld aan kanker lijdt, adviseer ik om eerst de oorzaak te verwijderen en vervolgens alles weer in de juiste balans te krijgen met de juiste mix van oosterse methoden.
Kunnen we stellen dat de Tibetaanse geneeskunde meer met oorzaken werkt en de westerse meer met gevolgen?
Dat is waarschijnlijk een goede manier om het uit te drukken. Je zou ook kunnen zeggen dat de oosterse geneeskunde werkt met balans in het lichaam en lange termijn voorwaarden, terwijl de westerse geneeskunde uitstekend met spoedgevallen omgaat.
Brengt de wetenschap ook voordelen met zich mee voor beoefenaars van het boeddhisme?
Iedere mijlpaal in de wetenschap heeft boeddhistische betekenis zodra deze wordt gebruikt om levende wezens van nut te zijn. Hoe langer en beter wezens leven, hoe meer mogelijkheden ze hebben om iets voor anderen te doen.
Welke gebieden van de wetenschap kunnen in de nabije toekomst het meest van het boeddhisme profiteren?
Een algemeen begrip van het universum: kosmologie. Er zijn talloze losse eindjes en deeltjes informatie van de Hubble-telescoop en andere verbazingwekkende bronnen die betekenisvol met elkaar in verband kunnen worden gebracht. Een brede Diamantweg-visie zou zinvol zijn, want het laat zien dat zowel de ruimte als de gebeurtenissen de geest zijn, en ook hoe ze aan elkaar zijn gerelateerd. Het kan erg nuttig zijn om heldere feiten te verbinden met een allesomvattende zienswijze. Lineair denkende wetenschappers hebben vaak een uitstekende motivatie. Als ze de ruimte zonder begin kunnen voorstellen, is het ook logisch om aan te nemen dat als ze één big bang kunnen bewijzen, er talloze anderen geweest moeten zijn. Dit is een ontmoetingspunt met het boeddhisme dat claimt dat er geen absoluut beginpunt kan zijn. En dat ruimte in essentie onbegrensd moet zijn, en dat er niets kan worden toegevoegd aan haar tijdloze essentie. Wat er ook gedaan kan worden op een bepaalde tijd en plaats, dit kan nooit het begin zijn van iets. Dergelijke cyclische, non-lineaire modellen van het universum, zoals die worden gepresenteerd in de Abidharmakosha, verklaren de fases van het verschijnen en het verdwijnen van de universa in enorme tijdsperiodes die kalpa’s heten. Ook het concept van parallelle universums slaat een brug naar het boeddhisme. Het gaat uit van talloze werelden die uit het potentieel van de ruimte ontstaan, en dus de begrenzing van ons bewustzijn relativeren.
Denk je dat er een speciale samenwerking tussen boeddhisme en wetenschap mogelijk is?
Ik beschouw het boeddhisme als het hoofd en het hart, en de wetenschap als de armen, benen en ogen. De wetenschap legt uit ‘hoe’ en maakt het praktische leven van mensen gemakkelijker. Boeddhisme legt uit ‘waarom’ en maakt ze gelukkig. Het helpt wezens om beter te leven, te sterven en opnieuw geboren te worden.
Einstein zei dat boeddhisme de enige religie is die een consistent, logisch systeem omvat dat voortkomt uit de ervaring van de realiteit als een geheel en daarom aan wetenschappelijke standaarden voldoet. Kunnen we stellen dat het hoogste boeddhistische onderricht, Mahamudra, de wetenschap van de geest is?
Dit is duidelijk het geval! Als er een wetenschap van de geest bestaat die direct naar zichzelf kijkt is dat ‘het Grote Zegel’ en ‘de Grote Perfectie’, het onderricht van Mahamudra en Maha Ati. Mahamudra (of Chak Chen in het Tibetaans) wordt onderwezen als begeerte iemands uitgangspunt en transformatieve energie is. Maha Ati (of Dzog Chen in het Tibetaans) wordt onderwezen als woede iemands uitgangspunt is. Als men deze energieën bewust gebruikt om de realiteit en de geest te leren kennen wordt men verlicht. Ze zijn een zeer krachtig middel, die men in staat stelt om ruimte als vreugde te ervaren. Vanuit dit oogpunt bekeken is ieder universum een kosmische grap van de ruimte. Er bestaat niets dat fantastischer en opwindender is dan het stralende spel van de ruimte, waarbij haar volle potentieel zich uitdrukt als alles doordringende wijsheid, spontane vreugde en actieve compassie. Diamantweg boeddhisme is de wetenschap die tot deze ervaring leidt.
Een interview met lama Ole Nydahl voor een boek over boeddhisme en wetenschap. Vilnius, Litouwen, september 2004. Interviewer: Artur Przybyslawski