Manfred Ingerfeld – Wijsheidsvrouwen

“Het lichaam is de basis van het bereiken van wijsheid. Over het algemeen zijn mannelijke en vrouwelijke lichamen even geschikt, maar als een vrouw zich inspant heeft zij een groter potentieel.” (Dowman, K., 1984 , Sky Dancer: The Secret Life and Songs of the Lady Yeshe Tsogyal , Routledge & Kegan Paul, pagina 86)

Dit is een citaat van Padmasambhava. Wat de grote Guru Rinpoche hiermee wil zeggen, is dat vrouwen een speciale aanleg naar het spirituele pad mee brengen. Aanleg waardoor zij uiteindelijk misschien grotere mogelijkheden hebben. Hieruit blijkt dat vrouwen als spiritueel praktiserende gewaardeerd en aangemoedigd zouden moeten worden, zodat hun aanleg en potentieel in ieders voordeel tot bloei kunnen komen.

De namen van grote vrouwelijke leraren uit het verleden komen te voorschijn: Sukhasiddhi en Niguma in Indië, Yeshe Tsogyal en Machig Labdron in Tibet, maar waarom zijn er maar relatief weinig erkend?

Er is geen simpel antwoord op deze vraag. Zeker, maatschappijen hadden zowel in het verleden als in ons tijdperk de neiging om de verdiensten van de vrouw te bagatelliseren. Hun levensverhalen werden niet vastgelegd en zijn nu verdwenen.

Ook de vorm van het boeddhisme heeft hier invloed op gehad. De soetra-traditie in het boeddhisme volgt strikte gedragsregels en tracht de leedbrengende emoties te controleren en te transformeren. Het soetra-boeddhisme wordt gedomineerd door monniken, en de nonnengemeenschappen in Tibet en op andere plekken waren klein. Overeenkomstig de cultuur van toen waren over het algemeen zowel de financiële steun als ook de spirituele leiding van mindere kwaliteit dan voor de grote kloosters. Zelfs vandaag wordt er in de Aziatische cultuur strenger tegen het individu aangekeken, en dan met name de vrouw, dan in het Westen. Wij moeten ervoor zorgen dat deze culturele aspecten van het boeddhisme in het Westen niet overgenomen worden.

De situatie is anders in het Vajrayanaboeddhisme, de Diamantweg. De Kagyu Mahamudra en de Nyingma Maha Ati zijn gebaseerd op het idee dat wij fundamenteel verlicht zijn. Door de transmissie van een ingewijde leraar en het rechtstreeks werken met onze energie worden onze straalkracht en visie weer opgewekt en komt de oorspronkelijke, verlichte staat weer te voorschijn. Storende emoties worden ‘zoals ze zijn’ en zonder verandering ervaren: zij lossen ter plekke op, net als sneeuw die op water valt. Namkhai Norbu Rinpoche vertelt dat vrouwen een natuurlijke affiniteit hebben met het werken met energie en visie1 en Garab Dorje, de grondlegger van de Dzogchentraditie, zegt zelfs dat de meerderheid van diegenen die het hoogste niveau van de Dzogchenleer kunnen bereiken – het zichtbaar worden van het lichtlichaam of het regenbooglichaam – vrouwen zouden zijn (2).

Op zich was de houding van mannelijke beoefenaars tegenover vrouwelijke in Vajrayana altijd beter dan in de soetra-traditie. Ten eerste wordt de Diamantweg vaak door yogi’s en yogini’s beoefend, alleen of in kleine groepen, die onafhankelijk zijn van de door mannen gedomineerde kloosters. Ten tweede werkt de Diamantweg met de totaliteit van een wezen, met zowel mannelijke als vrouwelijke eigenschappen. Een minachtende instelling tegenover vrouwen zou de vooruitgang van een mannelijke beoefenaar in de weg staan en was daarom altijd al een overtreding van de tantrische gelofte. In het Vajrayana worden vrouwen over het algemeen als de essentie van wijsheid gezien en de talrijke vrouwelijke manifestaties van verschillende energieën zijn bekend als dakini’s.

Er zijn volledig verlichte wijsheidsdakini’s zoals de verschillende vormen van Tara en Dorje Phagmo (Skt. Vajravarahi), de rode dakini die in de Kagyu traditie zo belangrijk is, alsook wereldse dakini’s. Uitmuntende vrouwelijke praktiserenden kunnen ook dakini’s genoemd worden. Dakini’s speelden een sleutelrol in het leven van veel van de grote meesters uit het verleden. Het volgende verhaal uit het leven van de Mahasiddha Saraha is hiervan een goed voorbeeld en laat tevens de vrije en rechtstreekse manier zien waarop belangrijke Mahamudralessen vaak – zelfs vandaag nog – gegeven worden.

Op een dag vroeg Saraha zijn vrouw om een beetje radijscurry. Terwijl zij het eten bereidde, verzonk Saraha in een diepe meditatie die twaalf jaar duurde. Na afloop vroeg hij meteen om zijn curry en zijn vrouw was verbaasd: ‘Je hebt twaalf jaar gemediteerd. Nu is het zomer en er is geen radijs.’ Toen besloot Saraha om in de bergen nog meer te gaan mediteren. ‘Lichamelijke afzondering is geen echte teruggetrokkenheid’, antwoordde zijn vrouw. ‘De beste vorm van teruggetrokkenheid is volledig afstand nemen van de vooroordelen en concepten van een inflexibele en smalle geest. Als je terugkomt uit een twaalf jaar durende samadhi en nog steeds aan jouw twaalf jaar oude curry denkt wat is dan het nut om naar de bergen te gaan?’ Saraha luisterde naar zijn vrouw en bereikte na enige tijd de volledige realisatie van de Mahamudra. (Dowman, K., 1985, Masters of Mahamudra , State University of New York Press)

De wijsheid van Saraha’s vrouw wordt erkend, maar de rol die zij speelde wordt niet helemaal duidelijk. De betekenis en timing van haar woorden zouden kunnen betekenen dat zij de Mahamudra al begrepen had. Dan zou zij Saraha’s meest belangrijke leraar zijn geweest, terwijl haar naam niet eens bekend is. De laatste tijd doen er veel verhalen de ronde over hoog gerealiseerde vrouwen, waarvan sommigen nog leven. Over sommigen wordt gezegd dat zij het regenbooglichaam gemanifesteerd hebben, een zeldzaam resultaat. Maar weinigen hebben een plek in de rangordes. Vanuit een breder oogpunt kunnen we zien dat instellingen en hiërarchieën een nuttige, maar tegelijk ook maar één manier zijn om spirituele ontwikkeling en actief medegevoel uit te drukken. We moeten proberen de voordelen van de inbreng van deze speciale vrouwen te gebruiken, ervan te leren en hun levensverhalen voor de toekomst te bewaren.


1) Norbu, N., 1986, The Crystal and the Way of Light

2) Allione, T., 1986, Women of Wisdom

About the author