Sommige westerse beoefenaars denken dat Tibetaans boeddhisme bestaat uit dharma-beoefening (boeddhistische methoden) voor een deel vermengd met Tibetaanse traditie. Vaak kunnen ze geen onderscheid maken tussen die twee. Het is erg belangrijk om te weten wat het verschil is tussen traditie en de dharma.
De biografieën van Milarepa, Marpa en Gampopa hebben alleen betrekking op de zuivere dharma. Alles aan deze grote Kagyu-meesters, van hun manier van leven tot hun manier van lesgeven, was de authentieke dharma. Marpa bracht bijvoorbeeld de leer van India naar Tibet om de Tibetanen te onderwijzen. Eerst bestudeerde hij de dharma in India volgens de Indiase traditie. Naropa, zijn leraar, leefde in India. Meestal was Naropa naakt. Soms droeg hij de ornamenten van een Heruka. Dit was de traditie van sommige Indiase yogi’s in die tijd. Maar Marpa heeft de Tibetanen nooit gezegd dat ze zich net zo moesten kleden als Naropa. Toen Marpa les gaf in Tibet introduceerde hij geen Indiase gewoontes, zoals het dragen van saddhu gewaden. Zijn Tibetaanse volgelingen bleven de chuba dragen, een Tibetaanse manier van kleden. Marpa onderwees de Dharma op een heel zuivere manier.
In het Westen hebben mensen veel gelezen over ‘Tibetaanse lama’s’. Sommige westerse geleerden reisden naar Tibet, op zoek naar avontuur. Later schreef Lobsang Rampa boeken in Amerika die vol stonden met fantasieën, zoals verhalen over astrale reizen: over de ene geest die boodschappen doorgeeft aan andermans geest. Het resultaat van meditatie dat door hoogst verwerkelijkte boeddhistische beoefenaars wordt bereikt, is het vermogen om bovennatuurlijke dingen te begrijpen en om gedachten te lezen. Wanneer een heel, heel erg goede meditatie wordt bereikt, is degene die mediteert in staat om ongelooflijke dingen te weten. De Boeddha kent bijvoorbeeld al de gedachten van elk voelend wezen. Jammer genoeg heeft Lobsang Rampa deze speciale krachten verkeerd voorgesteld. Hij schilderde ze af als mystieke krachten. Hij creëerde het verzonnen idee dat de ene persoon zijn geest naar die van een ander kon sturen om diens gedachten te kunnen lezen. Zijn boek heeft de westerse ideeën over Tibet op een negatieve en foutieve manier beïnvloed. Toen de biografieën later werden vertaald naar verschillende Europese talen, zat alle sensationele praat er natuurlijk ook in. Zo ontstonden er veel onjuiste ideeën over Tibetaans boeddhistische meesters. Neem bijvoorbeeld de bewering dat ze allemaal konden vliegen in de lucht.
De meeste westerlingen denken dat alle Tibetaanse lama’s geheel zuiver zijn. Wat een lama ook zou doen, ze zouden als volgt denken: “O, er zal een diepe betekenis achter zitten.” Als een lama een beetje ongewoon lijkt, dan moet er een reden voor zijn. Ze nemen aan dat de lama iets gezien moet hebben in hun gedachten. Dat is mijn ervaring met sommige westerlingen.
Een andere misvatting onder westerlingen is te denken dat het belangrijk is om alle Tibetaanse tradities bij de dharma-beoefening in te brengen. Ze denken dat het systeem van kloosters in Tibet op de één of andere manier te maken heeft met verlichting. Tegenwoordig kunnen mensen makkelijk naar Tibet reizen. Vaak schrikken ze als ze de werkelijkheid daar onder ogen zien – hoe veel de werkelijkheid verschilt van hun eigen ideeën erover. Ze denken: “Wat is dit? De lama’s zijn zoals wij. Zij hebben net zulke problemen als wij.” Sommigen raken totaal in de war. Maar de waarheid is dat lama’s gewoon mensen zijn. In Kathmandu kun je monniken naar casino’s zien gaan. Ik kan dit zeggen omdat sommigen van jullie dit zelf gezien hebben. Dit is geen geheim.
Hoe werkt het Tibetaanse kloostersysteem?
Lang geleden werd er in Tibet een systeem geïntroduceerd waarbij zeer jonge kinderen naar het klooster werden gebracht. Ze werden kosteloos gevoed en verzorgd. In het tegenwoordige Afghanistan was er ooit een Vajrayana-koninkrijk, ‘Oddiyana’ genoemd. Daar regeerde een zeer heilige koning. Hij had de verlichting bereikt en onderwees al zijn onderdanen. Zij werden ook verlicht en het koninkrijk verdween. Toen wilde een Tibetaanse koning hetzelfde doen. Hij wilde een einde maken aan samsara door het koninkrijk van Tibet te laten verdwijnen. Hij voerde een aantal nieuwe regels in. Kloosters voor monniken en nonnen werden door het hele land opgezet. Alle monniken en nonnen kregen gratis voedsel en de oogst van de boeren ging naar de kloosters. Hierdoor werden mensen niet alleen monnik om verlichting te bereiken maar omdat er gratis eten was. Er waren ook verlichte monniken, maar zij waren niet de meerderheid, misschien één op een miljoen. Verlichte wezens waren toen zeer zeldzaam omdat er zoveel afleiding was. Er was namelijk genoeg te eten maar niet veel te doen. Niemand van hen praktiseerde zoals Milarepa in vroegere tijden. Desalniettemin was er een klooster in elke vallei en stond heel Tibet vol met kloosters die grote besturen onderbrachtten.
In het begin was er een Kagyu-meester die een klooster op de juiste manier had opgericht. Hij startte een studieprogramma en een meditatiecentrum. Hij had als wens om de leer te behouden en deze niet simpelweg te laten verdwijnen. Er was toen geen Tulku-systeem (het systeem van herkenning van bewust herboren boeddhistische meesters). Toen was het aan de zoon van de meester om verantwoordelijkheid te nemen voor het klooster en de vader op te volgen. Op deze manier bloeiden veel Kagyu-kloosters op. Maar bij het verstrijken van de tijd gingen dingen achteruit. Kloosters werden kleine koninkrijken met arrogante bestuurders. Ze waren vaak erg sluw. Ze wisten dat de spirituele leiders noodzakelijk waren om macht te hebben over het volk. Dan zouden ze een spirituele leider naar voren schuiven, maar probeerden alle macht in eigen handen te houden. Het was allemaal erg politiek. Onder de spirituele buitenkant zat een politieke binnenkant.
Elk klooster had land. Soms was het eigendom aan land heel uitgestrekt. Als kloosters aan elkaar grensden, wilde iedere kant zijn eigen land beschermen. Als een dier van de ene kant de grens overging naar de andere kant, dan werd het daar gehouden. Soms braken er gevechten uit over de omstreden grenzen. De boeren bewerkten het land alsof ze slaven van de kloosters waren, terwijl de bestuurders regeerden als dictators.
De eigenlijke heerser van het land had amper macht. Elk klooster had opperste macht. Er werd constant gevochten tussen kloosters. De regering was geheel machteloos. Pas later wisten ze wat invloed te krijgen en organiseerden ze zichzelf zoals de kloosters dat deden. Het land werd toen op een strikt religieuze wijze geleid. Goede beoefenaars maakte geen deel uit van het bestuur. De goede meesters en monniken praktiseerden afgezonderd. Bijna niemand bereikte verlichting in een klooster. Monniken werden te strikt georganiseerd door het bestuur. In Tibet waren religie en politiek zo verweven met elkaar. De politici gebruikten religie om de mensen te overheersen. Het probleem zat niet in de verlichte meesters, maar in de bestuurders. Jammer genoeg hebben westerlingen het idee dat alles in de Tibetaanse kloosters met dharma te maken had. Ze denken dat een klooster een grote mandala is. Volgens hen is iedere monnik een zeker boeddha-aspect en is de guru Dorje Chang.
Mensen denken ook dat de troon van de lama’s een onderdeel is van de Dharma-praktijk. Maar eigenlijk kunnen ze vaak een bron van onenigheid zijn. Je hebt bijvoorbeeld voor mij een troon gemaakt. Ik zit er nu op. Als je niet hetzelfde doet voor een andere leraar, dan kunnen er problemen ontstaan. Het is de politieke manier van doen. Als je in plaats daarvan een prachtige stoel had gemaakt, zou niemand er problemen mee hebben gehad. De oudere Tibetaanse lama’s, zelfs de goede en vriendelijke, zijn gewend aan bepaalde gewoontes op basis van hun cultuur. Als ze naar het Westen komen, kan het ontbreken van Tibetaanse muzikale begeleiding, of een mooie brokaten hoes om de troon, hen het gevoel geven dat er iets mist. Ze zullen je ook vertellen dat je alles op een bepaalde manier moet opstellen. Je zou kunnen denken dat dit bij de beoefening hoort. Als je dat zou doen, dan zet je de Tibetaanse traditie in het Westen op. Ik denk niet dat deze culturele etiquette stand zullen houden. Als ze standhouden, dan zullen ze in de toekomst een bron van problemen vormen. Wie moet er een hogere troon hebben? Er zal altijd iemand zijn die een kleinere troon zal hebben. Op deze manier kunnen zich veel problemen gaan voordoen.
Je moet het verschil zien tussen dharma en traditie. Als er zich problemen voordoen, begrijp dan dat die niet komen van hen die verlicht zijn, maar van de bestuurders. Zelfs de Chinese communisten die helemaal niet geloven in religie, gebruiken het toch af en toe ten behoeve van hun eigen politieke doeleinden. Dit is zo omdat het systeem van bestuur zo sterk gevestigd en machtig is. In het Westen hoef je niet de bestuurlijke en politieke aspecten over te nemen. Ik bedoel niet dat jullie leraren nu ergens op de vloer moeten zitten, of dat jullie je voeten naar hem zouden moeten richten als je zit. Maar te veel traditie is simpelweg niet nodig.
Lezing gegeven in Wenen, september 1993.
Vertaald vanuit het Engels. Originele titel: ‘No Need for Too Much Tradtition’